Na het afschuwelijke drama op 11 september met de Twin Towers in New York ontstond er dringend behoefte om een ander gezicht van de islam te laten zien. Het gros van de moslims in Nederland wil een gewoon leven leiden. Daar ben ik van overtuigd. Samenleven in een multiculturele samenleving is niet eenvoudig, maar beslist niet onmogelijk. Het kan zelfs verrijkend zijn voor èn de meerderheid èn minderheden, mits men elkaar weet te vinden.
Na de wrede moord op Theo van Gogh door een dolgedraaide Amsterdamse moslim ontstond er een nog sterkere behoefte om de gunstige kanten van de islam en moslims naar boven te halen. Om die reden werden er tal van ontmoetingen georganiseerd gedurende de Ramadan bij de iftar (de maaltijd na de vastendag) met uitleg of discussie. Er kwamen flink wat subsidies los voor dit soort dialoogbijeenkomsten.
Daartoe geïnspireerd wilde de commissie dialoog van de Liberaal Joodse Gemeente (LJG) Amsterdam moslims uitnodigen tijdens het Loofhuttenfeest (Soekot). Omdat dat Joodse feest in dat jaar samenviel met de Ramadan was het idee om een iftar aan de moslims aan te bieden. Onze rabbijn moest daar nog even goed over nadenken, want het door elkaar mengen van feesten, kan eigenlijk niet. Het werd daarom een maaltijd in de soeka (loofhut) met een hapje, dat de moslims konden beschouwen als hún iftar. Het was een goede oplossing, al was het wat vreemd om in de soeka een islamitische oproep te horen, voordat iedereen aan de maaltijd begon. Van de weeromstuit begonnen de Joden te bensjen (dankgebed) ná de maaltijd.
Uiteraard werden er diverse zaken uitgewisseld over elkaars religieuze tradities. Eén van de vragen van een Turkse moslim is mij nog goed bijgebleven. Hij vroeg waarom God moest rusten op sjabbat. God is toch almachtig? Die heeft toch geen rust nodig? Het antwoord dat God een voorbeeld wilde geven aan de mensen (“na gedane arbeid is het goed rusten”) overtuigde hem allerminst.
Achteraf vond ik het een treffende illustratie van de manier waarop in de islam en het jodendom naar de Allerhoogste wordt gekeken. Allah is hoog en verheven, onbereikbaar haast. Althans zo lijkt het in mijn ogen. In het jodendom is de Allerhoogste zowel Koning als Vader. Majestueus, almachtig en veraf op een troon, maar net zo goed troostrijk en zeer nabij. Joden hebben Mozes, doch die staat allesbehalve tussen de Allerhoogste en de mens in. Joden kennen geen bemiddelaar tussen hen en God. Moslims hebben Mohammed, de boodschapper. Net zoals Mozes, zou je kunnen zeggen. Doch in de islam staat Mohammed veel meer op een voetstuk dan Mozes. Er zijn in de Hadith tal van verhalen opgetekend over hoe Mohammed leefde en wat hij vond van allerlei zaken. Vrome moslims volgen de weg van Mohammed, al blijft hij een gewoon mens met alle feilen dat daarbij hoort.
Naar mijn idee heb je in het christendom iets soortgelijks. God is minder nabij dan zijn Zoon, Jezus. Die staat met zijn offer aan het Romeinse kruis in het christendom zeer centraal. Bovendien is Jezus goddelijk. Zonder liefde voor Jezus, geen christendom. Veel christenen willen leven zoals de barmhartige en vredelievende Jezus.
In het kader van de dialoogcontacten organiseerden we bij de LJG diverse malen zogeheten dialoogseders. Dat waren geen echte seders op sederavond, maar maaltijden in de Pesachweek, waarbij we lieten zien wat een seder inhoudt door het enigszins na te doen. We nodigden tal van mensen uit die we hadden leren kennen via dialoogbijeenkomsten. Ik weet nog als de dag van gisteren dat een Amsterdamse predikante de Liberaal Joodse Gemeente uitvoerig bedankte voor de uitnodiging en het daarbij niet kon laten om bij ons in huis te getuigen van haar grote liefde voor Jezus. Dat zei ze letterlijk. Het zal goedbedoeld zijn geweest. Helemaal gepast vond ik het echter niet, want het had toch wel veel weg van gemaskeerde bekeringsdrift. Niet iedereen was dat echter met mij eens. Twee Joden, drie meningen.