De parsjiot Wajetsee en Wajisjlach 1 beschrijven het psychologisch, spiritueel en geografisch parcours van een onvolwassen bedrieger naar de status van een wijs man met een door inzicht en ommekeer getekende levenservaring. Dat parcours speelt zich af tussen Bet-el en Bet-el .
Vertrek van Bet-el
Als de jonge Jacob - op de vlucht voor zijn woedende broer Esau aan het begin van zijn reis naar het noorden - in the middle of nowhere wakker wordt uit zijn beroemde ladderdroom, waarin de Eeuwige zijn bescherming heeft beloofd, roept hij uit: ‘Op deze plaats is de Eeuwige aanwezig. Dat besefte ik niet’. Hij noemt de plaats Bet-el, het huis van God, en richt een gewijde steen op. Hier krijgt Jacob werkelijk besef van zijn missie als drager van de boodschap van Abraham over de ene God en diens attributen van gerechtigheid en compassie. Van een moederszoontje met slinkse streken, die als zijn sterke grote broer Esau wilde worden, begint hij nu een man te worden. Hij doet de gelofte dat hij voortaan de koers van de ene God zal volgen. Vele jaren later, tegen het einde van de parasja Wajisjlach zal hij weer in Bet-el aanlanden. In die tussentijd is er veel in Jacobs leven gebeurd en zijn beproevingen niet uitgebleven.
In Charan
Met niets anders dan zijn kleren aan het lijf komt hij aan in Charan en ontmoet bij de put de mooie Rachel, liefde op het eerste gezicht. Dat hij toen huilde kan van ontroering over de schoonheid van het meisje zijn geweest, maar volgens Rasji omdat hij geen cent bij zich had voor een bruidsschat (hoe anders dan toen Eliëzer tien kamelen met kostbaarheden bij zich had om voor Jacobs vader Isaac een bruid te verwerven, zijn moeder Rivka!). Haar vader Lavan geeft hem de bruid weg in ruil voor zeven jaren arbeid en bedriegt Jacob in de bruidsnacht door eerst haar oudere zuster Lea in zijn bed te schuiven, de bedrieger bedrogen. Nog weer zeven jaar werkt Jacob als veehoeder voor Rachel en nog eens zeven jaar daarna om eigen fortuin te vergaren; lees hoe Jacob en zijn schoonvader in die periode elkaar wederzijds misleiden, waarbij Jacob uiteindelijk aan het langste eind trekt en een vermogend man wordt. De nog steeds angstige Jacob heeft nog niet de moed om openlijk van zijn baas en schoonvader zijn deel te eisen en vertrekt na 20 jaar als een dief in de nacht met zijn twee vrouwen, elf zonen en een dochter en al zijn hebben en houden.
Confrontaties
Het is een duidelijk groeimoment in Jacobs leven als hij zijn achterna gereisde en boze oom nu wel met open vizier confronteert met de onheuse behandeling die hij jarenlang van hem heeft ervaren (31:36). Dat stevig optreden hielp en ze verzoenden zich met elkaar. Maar een grotere beproeving wacht als hij hoort dat zijn broer met een leger tegen hem optrekt. Nu is een openlijke confrontatie niet aangewezen. In een onvergetelijke doorwaakte nacht worstelt de doodsbange Jacob met zichzelf of met een schim van zijn broer of met een engel van God – kies uw uitleg – en komt eruit als een nieuw mens met een nieuwe naam erbij: Israël; niet langer zal hij list of bedrog gebruiken en ook geen geweld, maar zijn kracht zal vertrouwen zijn en kennis van zichzelf en van mensen. Hij zal zijn broer pragmatisch en met wijs beleid benaderen 2. Hij weet ondanks alle bedrog uit het verleden zijn onstuimige broer gunstig te stemmen en een onverhoopte verzoening volgt.
Wraakoefening van Jacobs zonen
Toch is het daarmee voor Jacob nog geen pais en vree. Als hij zijn tenten heeft opgeslagen bij de stad Sjechèm vind er een rampzalig incident plaats. Zijn dochter Dina wordt verkracht door de prins van Sjechèm en de broers van Dina nemen op stuitende wijze wraak. De mannen van de stad hadden zich besneden om zo een door de broers zogenaamd toegestemd huwelijk tussen de prins en Dina mogelijk te maken en een fusie met de familie te bewerkstelligen. Zo weerloos gemaakt werden ze een willoze prooi voor het wrekende zwaard van met name Simon en Levi, de broers van Dina die de mannen ombrachten en de stad plunderden. Dit tot afgrijzen van Jacob, die met alle recht vreesde voor de wraak van de naburige stammen. Het is opvallend hoe de zonen van Jacob eigenlijk (nog) geen idee hadden van de ene godheid van hun vader en diens voorvaderen en de daarbij behorende levenswijze. Jacob staat eigenlijk als enig lichtbaken in het halfduister van het veelgodendom. De aartsvader gelast een reinigende clean actie, de afgodsbeeldjes moeten ingeleverd, het lichaam gewassen, schone kleren aan. Wonder boven wonder lieten de omwonende volken represailles na. Maar het was duidelijk dat ze weg moesten van Sjechèm. Waarnaartoe?
Terug naar Betel en hereniging met vader Isaac
Naar Bet-el. Jacob moet vertwijfeld zijn geweest door de godgeklaagde misdaden van zijn zonen. Hij zocht wanhopig naar nieuwe bevestiging en geruststelling over dat hij op de goede weg was en waar was die beter te vinden dan op de markante plek van het begin van zijn levensreis, de plaats ‘waar de Eeuwige aanwezig is’ en waar Zijn leiding en bescherming werd beloofd. Daar bouwt Jacob een altaar en niet lang daarna verschijn de Eeuwige aan hem en spreekt (wederom) de abrahamitische zegen uit betreffende het land dat hem en zijn vele nakomelingen zal toekomen; ook krijgt hij wederom de nieuwe naam Israël toegevoegd. En wederom richt hij zoals jaren eerder een gedenksteen op en noemt hij de plaats Bet-el. 3
Vandaar reist Jacob verder naar het zuiden. Rachel geeft hem nog een zoon maar ze sterft in het kraambed, haar laatste woorden waren: “noem hem Ben-oni” – zoon van mijn ellende – maar daar wil Jacob niet aan: de jongen wordt Ben-jamin – zoon van kracht – genoemd 4. Dan komt Jacob eindelijk na vele jaren aan in Hebron, waar zijn oude vader Isaac nog woont. Als de aartsvader sterft, 180 jaar oud, wordt hij begraven door beide zonen Jacob en Esau.
Zo is de cirkel rond en kan een nieuw parcours rond Jozef en zijn broeders beginnen.
noten
1. Meer commentaren op Wajisjlach in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1.
2. In het eerste bericht van Jacob aan de naderende Esau staat: ‘Uw dienaar Jakob laat u weten: ik heb als vreemdeling bij Laban gewoond – Hebreeuws garti - en pas nu ben ik bij hem weggegaan’. Garti heeft de nummerwaarde 613, het getal van de mitswot, waaruit Rasji afleidt dat Jacob te midden van zijn afgodische omgeving de goddelijke geboden in acht heeft genomen.
3. In de bijbelwetenschap zouden deze passages ‘doubletten’ worden genoemd, verhalen die door een warrige redactie tweemaal verteld worden. Ik kies echter voor de interpretatie, dat Jacob in vertwijfeling terugging om nogmaals de bescherming af te smeken op de plaats waar hij die eerder kreeg.
4. ‘Ben-oni’ ook wel ‘zoon van mijn rouw’, ‘Ben-jamin’, ‘zoon van kracht’ (Nachmanides), ‘zoon van het zuiden’ (Rasji).