Voor veel hedendaagse lezers kan het bestuderen van de Tora paradoxaal zijn. Bijbelse en rabbijnse stemmen uit een ver verleden zijn als sterrenlicht dat millennia geleden werd uitgezonden - briljant en vaak zeer actueel, maar het zijn ook producten van lichtbronnen die niet meer zo helder stralen of zelfs uitgedoofd zijn. Deze paradox kan constructief zijn doordat zij ons - als moderne lezers - uit onze culturele vooronderstellingen haalt, en ons daarmee uitdaagt tot verrassende inzichten die we anders misschien zouden missen. De poëzie van de Tora, de bezielde eisen tot gerechtigheid en ook het uitgebreide systeem van devotionele rituelen bereiden ons voor op geloof en heiligheid. En wanneer we een Tora-tekst tegenkomen die onecht of kwetsend klinkt, kunnen we die gebruiken om ons eigen begrip te verhelderen om zo de heilige waarden van onze gemeenschap te benadrukken. Deze responsieve leesmethode stelt moderne joden in staat de Thora te omarmen als een ets chajiem, een levende boom met diepe wortels, waarvan de takken zich voortdurend in inspirerende nieuwe richtingen uitbreiden.
We komen deze paradox meteen al tegen in het eerste hoofdstuk van Beresjiet. Het is een wonderbaarlijk en inspirerend verslag van het ontstaan van het leven op aarde. De Tora leert ons dat alles wat door de Schepper is gemaakt goed is, dat de mensheid gevormd is naar het evenbeeld van God en dat de mens verantwoordelijkheid moet nemen voor anderen en voor de wereld zelf. We kunnen deze teksten in de loop van ons leven tientallen of honderden keren lezen, ze koesteren en ons inzicht er mee verdiepen, zelfs als hun centrale uitgangspunt - de schepping van het heelal in de loop van een week - door de moderne wetenschap wordt betwist. Net als oud sterrenlicht dat moderne ogen bereikt, wekken de woorden van Tora verwondering, zelfs wanneer hun oorspronkelijke uitstraling door een nieuwe lens moet worden gezien.
Wanneer we bij de sidra Acheree Mot/Kedosjiem komen, bereikt de paradox in de Tora een nieuw hoogtepunt. Veel van de sterkste en meest betekenisvolle ideeën van de Tora vinden we in deze hoofdstukken. We leren onze naaste lief te hebben als onszelf, onze ouders te eren, mensen met een handicap te respecteren en te beschermen, en een levende spirituele praktijk te onderhouden: wechai bahem - leef met de mitswot. (Wajikra/Leviticus 18:5). Sommige geboden, zoals het verbod op incest en overspel, blijven onwrikbaar, en andere, zoals het verbod op gemengde soorten, dagen ons uit door hun onduidelijkheid. Sommige uitspraken die we hier vinden, zijn echter vreemd en kwetsend voor hedendaagse lezers.
Wanneer de Tora geslachtsgemeenschap tussen twee mannen verbiedt en hun omgang een gruwel noemt, voelen we ons hoogst ongemakkelijk en zijn we het zeer oneens met deze oude tekst. De rabbijnen hebben ons manieren voor niet-letterlijke interpretatie aangedragen, en hedendaagse lezers hebben meer acceptabele interpretaties van deze verzen gegeven. Ze kunnen bijvoorbeeld worden gelezen om alleen cultische, dwangmatige, liefdeloze of incestueuze seks tussen mannen te verbieden. Toch is de meest eerlijke conclusie dat deze verzen al millennia lang worden gebruikt om seksuele intimiteit tussen mannen te veroordelen. Tegenwoordig vinden we dit verbod zowel kwetsend als verwerpelijk. Hoe moeten we hier mee omgaan?
Elk jaar komen duizenden Joden met essays en voordrachten waarin wordt geworsteld met deze teksten, en ze gebruiken ze vervolgens om te laten zien hoe ons begrip van gender en seksualiteit evolueert. Dit werkt op zich verlossend, maar zet ons ook aan om onze gemeenschappelijke normen te herzien. Binnen het Conservative jodendom hebben we verschillende benaderingen uitgeprobeerd, sommige effectief maar geen enkele bevredigend. Vijftien jaar geleden heb ik samen met twee andere rabbijnen een responsum opgesteld waarin we stelden dat het uitgangspunt van de Tora waarin heteroseksualiteit de norm is, op gespannen voet staat met zijn eigen leringen over menselijke waardigheid en de waarde van een intiem partnerschap in het leven.
We betoogden dat de stelling van de Tora dat “het niet goed is dat een persoon alleen is” (Beresjiet 2:18), het gebod om elkaar lief te hebben als onszelf, en de waarschuwing om anderen niet te vernederen en schade toe te brengen, allemaal op gespannen voet staan met het verbod op seks tussen mannen. Zo ook met de toevoegingen van de rabbijnen over seks tussen vrouwen: de culturele veronderstellingen van hun tijd staan op gespannen voet met de mooiste leringen over respect en bescherming. De oude rabbijnen zeiden: "De menselijke waardigheid is zo groot dat het een negatief principe van de Tora vervangt" (Babylonische Talmoed, Berachot 19b en elders). Als moderne rabbijnen hebben we dit krachtige idee toegepast op onze hedendaagse realiteit alsook om de waardigheid van alle mensen in onze tijd te onderstrepen.
Nu bijna vijftien jaar later zou ik de positieve impact van ons responsum opnieuw naar voren willen brengen en enkele van de minder gunstige claims willen heroverwegen. Aan de positieve kant, bijna direct nadat onze tekst in 2006 was goedgekeurd, begonnen joden en andere gelovigen seksualiteit te bespreken vanuit de optiek van de waardigheid. De toon van de discussie veranderde ook, zeker binnen onze eigen kringen, en dat gold ook voor het beleid. Synagogen, scholen en kampen veranderden hun retoriek, en homojongeren, volwassenen en gezinnen werden geleidelijk en ook plotsklaps omarmd als volwaardige leden en leiders van hun gemeenschappen. Onze seminaries in New York en Los Angeles gingen al snel over tot het toelaten van homo's en lesbiennes, net als onze school in Jeruzalem vijf jaar later. Tientallen markante rabbijnen en voorzangers die zich openlijk identificeren als LGBTQI+, leiden nu onze gemeenschappen, en we hebben geprofiteerd van een rijkere en meer diverse verbondsgemeenschap.
Het is nu moeilijk voor te stellen hoe anders de dingen vijftien of twintig jaar geleden waren. Het is altijd moeilijk om oude teksten over zulke intieme zaken tegen te komen. Soms kan een tekst van nog maar vijftien jaar geleden oud aanvoelen, en ik geef toe dat dit ook geldt voor mijn eigen werk.
We gebruikten het woord 'homoseksualiteit' in onze titel om een wetenschappelijke en onbevooroordeelde benadering aan te duiden die sceptische lezers zou kunnen overtuigen, inclusief medeleden van de halachische commissie van wie we de stemmen nodig hadden. Maar voor veel lezers voelde die term met zijn klinische ondertoon al passé en zelfs kwetsend aan. We hadden consequent moeten zijn in het gebruik van taal die de voorkeur geniet van homoseksuele en lesbische joden, de publicatie was immers voor hen bedoeld.
Onze belangrijkste halachische bewering was dat seksuele geaardheid voor veel mensen een vaststaand feit is, en dat de eerdere eis dat homo's en lesbiennes hun seksualiteit moeten onderdrukken en moeten proberen om door te gaan voor hetero, vernederend, wreed en zinloos was. Als zodanig schond het ook het rabbijnse principe van menselijke waardigheid en veroorzaakte het schaamte en lijden, wat zelf bijbels verboden is. Terloops merkten we op dat het voor biseksuele mensen misschien moeilijk maar niet onmogelijk is om zich te beperken tot de oude heteroseksuele normen. Deze opmerking was destijds problematisch en heeft pijn en woede veroorzaakt, wat ik ten zeerste betreur. Biseksualiteit is een eigen identiteit, vaak verkeerd begrepen, die respect en bescherming verdient tegen kwetsende opmerkingen en beleid. Onze publicatie had ofwel biseksuelen in het conceptuele kader moeten opnemen, ofwel de vraagstukken naar een ander moment van bespreking moeten verwijzen, net zoals we dat met de transgenderkwesties hadden gedaan.
Het interpreteren van de Tora is een activiteit die zich blijft ontwikkelen, in meer dan één richting. Duizenden jaren lang beweerden mannelijke rabbijnen dat alleen mannen verplicht waren om de Tora te bestuderen, en ze vochten om hun monopolie te behouden op de spirituele erfenis die rechtmatig aan alle Joden toebehoort. Mannen hebben dit patriarchaat opgebouwd en mannen kunnen nu partners zijn in de taak om het te ontmantelen. Maar toch zijn het de geleerdheid en het activisme van vrouwen die de drijvende krachten achter deze verandering zijn geweest. Hetzelfde geldt voor LGBTQI+-joden die eerst onderwerp van studie waren en nu zelf het onderwerp en gesprek bepalen. De eerdere uitsluiting en onderdrukking van deze Joden is nog steeds een bron van pijn en schaamte; het nieuwe tijdperk van openheid en gay pride is het begin van een heiliger en grootsere fase in de Joodse geschiedenis.
Nu het einde van mijn termijn als decaan van het Jewish Theological Seminary in zicht komt, word ik geïnspireerd en enthousiast van de diversiteit van onze studenten en alumni. Veel van onze wijste en meest prominente leraren van dit moment werden eerder uitgesloten van leidinggevende posities. Dit geldt niet alleen voor seksuele en genderidentiteit, maar ook voor gekleurde joden en mensen met een handicap. Als heteroseksuele blanke man die joods is opgevoed, erken ik hoe bevoorrecht mijn positie is geweest. Ik heb mezelf verplicht om barrières weg te nemen zodat de Tora kan worden verrijkt met meer diverse perspectieven en onze gemeenschappen hun volledige potentieel kunnen realiseren. Er blijft nog veel werk aan de winkel om ‘het paleis van Tora’ uit te breiden, zodat de paradoxen ervan constructieve uitdagingen kunnen worden. Alleen dan kunnen we het meest uitgebreide gebod van de Tora vervullen: "Wees heilig omwille van Mij, want Ik, de Eeuwige, ben heilig."