Bamidbar/Numeri 22:2-25:9
In deze parasja is zijn de benee Jisrael succesvol opgetrokken in het Transjordaanse gebied. De koning van Moav, Balak, is bang geworden voor de overmacht van de Israëlieten die tot aan de grenzen van zijn territorium zijn geraakt. Alvorens een militaire confrontatie aan te gaan wil hij de kracht van zijn tegenstander spiritueel ondermijnen. Daarom roept hij de hulp in van een sjamaan uit het oosten die beroemd is om de kracht van zijn vervloekingen: Bilam.
Haat of onverschilligheid?
Veel commentatoren, zoals Rashi, zien Bilam als een man die van diepe haat voor Israël is vervuld; ‘Want Bilam haatte hen (de Israëlieten) meer dan Balak', zegt Rashi ad vers 11, hfst 22. Er is ook een andere visie op de beroemde magiër mogelijk. Misschien was hij een vakman, gespitst om overeenkomstig zijn reputatie zijn opdrachten te vervullen. Tegenover Israël stond hij niet zozeer als hater maar als een professional die zijn taak voor zijn opdrachtgever netjes moest vervullen. Niet gedreven door idealen, niet door liefde voor het hogere doel of haat tegen de tegenpartij, maar door een neutrale motivatie om zijn goed betaalde deskundigheid in dienst te stellen van de meest machtige baas of de hoogste bieder. Wat is erger: haat of onverschilligheid?
Een hardnekkige stem
Wel had hij met al zijn virtuositeit in de magie last van de influisteringen van de Eeuwige, iets wat we nu geweten of de wijsheid van de ziel zouden noemen, een hardnekkige stem die hij niet tot zwijgen kon brengen. Tegen de strekking van zijn opdracht in wordt hij door de Eeuwige als een marionet bespeeld en na een lange en bewogen tocht op zijn wonderlijk sprekende ezelin aangekomen bij het Israëlitische legerkamp roept hij niets dan goeds over de Israëlieten uit. In vier rondes – gemarkeerd door een enorm spektakel aan altaren en offers van stieren en rammen - spreekt de ziener in plaats van vervloekingen alleen maar uitgebreide zegeningen en lofprijzingen uit tot afgrijzen van zijn opdrachtgever Balak. ‘Zie een volk dat alleen woont en zich onder de volken niet rekent' is een van de uitspraken van de magiër in de eerste ronde, een uitspraak, die ver boven het gewicht van de tijd uitstijgt.
Hoe goed zijn uw tenten, Jaäkov, uw woningen, Jisrael!
Er is veel te zeggen over Bilams profetieën, maar het derde visioen valt extra op, doordat dit wordt voorafgegaan door de woorden '…daarom ging hij niet als de vorige keren op wichelarijen af maar richtte zijn blik naar de woestijn. Toen Bilam zijn ogen opsloeg en Israël daar naar zijn stamindeling gelegerd zag, kwam de geest van God over hem.' (Bamidbar 24:1-2, vert. Dasberg). Ook zonder tovenarij, maar juist met een houding van open en helder kijken naar de realiteit in al zijn gelaagdheid kan een dieper geïnspireerd schouwen plaats vinden in nog verborgen mogelijkheden en toekomstige potentie. De krachtige uitstraling van de strijdbare massa's in het geordende legerkamp maakt ook zonder zwarte kunsten indruk op de geïnspireerde ziener. Maar ook dan ontlokt het pure schouwspel hem een reeks zegeningen en profetische uitspraken waaronder de uitroep: ‘Hoe goed zijn uw tenten, Jaäkov, uw woningen, Jisrael!' en ook nu nog zingen wij hem deze uitroep na in het begin van het avondgebed. Het is moeilijk te begrijpen, dat na al deze inzichten Bilam nog bezield zou zijn door een persoonlijke haat tegen het volk, dat hij zo intensief in al zijn glorie had aanschouwd en bezongen. In de eerste visionaire ronde spreekt de magiër zelfs zijn verlangen uit tot dit gezegende volk te mogen behoren: ‘Moge ik sterven als die rechtvaardigen, moge ik heengaan zoals zij' (23:10). Je vraagt je bijna af, waarom hij zich niet heeft opgeworpen voor aansluiting bij dit gezegende volk, zich niet heeft aangemeld voor een gioer. 2
Volharden in het verkeerde
Maar wat moeten we dan met een Bilam, die later adviseerde om de Moabitische en Midjanitische meisjes in te schakelen om de Israëlieten tot ontrouw en afgoderij te verleiden (31:15 ev)? Een listig plan, dat inderdaad werkte; de Israëlieten liepen in de val en dat kostte (door een epidemie, wellicht een geslachtsziekte) duizenden slachtoffers. Volgens de midrasj wilde hij met dit advies alsnog zijn honorarium binnenslepen.3 Was het inderdaad de alles overheersende geldzucht die hem leidde of was het om zijn geschonden professionele imago weer te herstellen?
Noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Balak zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Tot dan heeft in de ogen van Maimonides Bilam de status van een moreel hoogstaande man. Daarna begint er een morele aftakeling en zakt die status beneden peil, zie o.a. in Maimonides' Guide to the Perplexed p. 242. Ook in de Talmoed is druk gediscussieerd over Bilam. In de lijn van Maimonides zei, bv R. Yochanan over Bilam: 'in het begin een profeet, later een tovenaar' (Sanhedrin 106a).
3. Chizkuni, ad Numeri/Bamidbar 31:8:2