Behar-Bechoekotai

Behar-Bechoekotai

commentaar BIJ Wajikra
- Bechoekotai
25 Iyar 5781

Een heftige waarschuwing

door 
Rob Cassuto

Wajikra/Leviticus 25:1-27:34

De parasja Bechoekotai 1 is de laatste parasja van het boek Leviticus / Wajikra. Het is het forse slotakkoord van dit boek met zijn vele mitswot, waaronder belangrijke ethische regels, zoals voorschriften om voor de armen, de weduwen en de wezen te zorgen, de vreemde ander niet te onderdrukken, arbeiders tijdig hun loon te betalen, niet te doen aan omkoping en corruptie, geen partijdigheid te betrachten in de rechtspraak, geen wrok te koesteren, je naaste te confronteren wanneer hij in de fout gaat, en hem of haar lief te hebben als jezelf. Elementen voor een moreel ontwikkelde samenleving. Allerlei hier in de parasja Bechoekotai genoemde positieve effecten op het welzijn van de samenleving zal de Eeuwige teweegbrengen als dat alles ook wordt opgevolgd, d.w.z ‘als jullie (Israël) wandelen in mijn wetten en voorschriften en ze houden en ze doen’. Maar als jullie niet naar mij luisteren en jullie al deze voorschriften niet doen’ dan zal de Eeuwige vele rampen op het volk afsturen.

Een heftige waarschuwing

Het hieruit afgeleid paradigma van (Gods) beloning voor goed gedrag en straf voor slecht gedrag is door vele denkers, theologen en wetenschappers verlaten. Een subtielere benadering van Gods werking in de gang van de natuur en in de wegen der mensheid doen deze woorden meer recht. Het idee van God als de schenker van regen, vruchtbaarheid en welvaart en de bezorger van ziekte, dood en verderf hebben we losgelaten. We ontkomen er niet aan onze eigen verantwoordelijkheid onder ogen te zien. Wel is ons geschonken het intelligent vermogen het verband te zien tussen verwaarlozing in de gemeenschap van de regels van gerechtigheid en de schending van principes van solidariteit en compassie enerzijds en anderzijds de rampzalige ontwikkelingen, waarvan in deze parasja zulke plastische voorbeelden worden beschreven.

De passages lopen op in een crescendo waarin toenemende hardnekkige ongehoorzaamheid aan de geboden van de Eeuwige parallel oploopt met toenemende ellende en niet de minste ellende is de verdrijving van het joodse volk in vreemde landen en hun vernedering aldaar. Het valt op met hoe vaardige pen de rampen zijn geschreven. De opsomming van catastrofes– die wel de Tochacha, de berisping wordt genoemd 2 – is ongetwijfeld de neerslag van een lange reeks bittere ervaringen in het verleden. Een vastbesloten wil om de mensen met huiveringwekkende voorstellingen af te schrikken van mogelijke dwaalwegen heeft de redacteur van deze passages gebracht tot het uiterste van zijn literaire kunnen. Hoever moet het zijn gekomen, dat mensen het vlees van hun zonen en dochters eten (35:29)? Alles bij elkaar een heftige waarschuwing die zich richt tot het volk van Israël, maar die eigenlijk geldt voor ieder volk of natie.

Slechtheid en goedheid

In de afgelopen week van de 4 mei herdenking kon ik aan het verontrustend en smartelijk besef niet ontkomen over hoe vaak de beschreven afschuwelijkheden inderdaad hebben plaatsgevonden of zelfs nog zijn overtroffen, nog niet lang geleden, pas een kleine tachtig jaar terug, en niet in de laatste plaats zijn ondervonden door de Joden, waaronder vele leden van mijn joodse familie, maar ook door Roma, Sinti, homo’s, gehandicapten en zovele anderen. Het voorspiegelen van mogelijke rampen of catastrofes doorbreekt niet of te laat de onverschilligheid van de massa voor het geleidelijk verval van de normen en waarden van integriteit, rechtvaardigheid en compassie, zoals profeten al vroeger en moderne visionairen nu hebben ervaren, de gevaarlijke onverschilligheid die de voedingsbodem kan worden voor grootschalige misdaden tegen bevolkingsgroepen of zelfs tot oorlog.

Effectiever dan schrikbeelden om ons alert te houden lijken persoonlijke verslagen en getuigenissen van levende mensen die beproevingen aan den lijve hebben meegemaakt die ook deze dagen weer in druk en beeld verschijnen. Dat helpt om je los te maken van de waarneming van de ander als object of als instrumenteel voor het eigen belang, als hinderpaal voor het eigen welzijn of als bliksemafleider van de eigen onlust, maar als rechthebbend op zijn of haar eigen ruimte van waardigheid als uniek persoon. Dat betekent hard werken aan de basis, in eigen kring, om ons te bevrijden uit het web van stereotypen, ideologieën en identiteiten, waarin we gevangen zitten en vanwaaruit we onze medemens benaderen.  Of zoals de Frans-Joodse filosoof Emmanuel Levinas het uitdrukt: Het beroep dat mijn medemens op mij doet spreekt tot mij als een inbreuk op mijn natuurlijke neiging om alles om mij heen uitsluitend te zien, te duiden en te organiseren in het licht van mijn eigen lust of belang. De potentiële goedheid, die in de mens geraakt wordt door de unieke ander (door het gelaat van de ander zoals Levinas zegt) is eerder de weg naar het goddelijke dan het omgekeerde: dat de mens tot het goede komt, uitgaande van een God 3.

Noten 1. Verschillende andere commentaren op de parasja Behar-Bechoekotai zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website 
2. Deze Tochaha in Bechoekotai is uitgesproken bij de berg Sinai. Een kleine veertig jaar later wordt in Deuteronomium/Devariem, in de parasja Ki Tavo, een tweede Tochacha uitgesproken door Mozes/Mosjee, die twee keer zo lang is en extremer dan de eerste Tochacha, die aan de Eeuwige is toegeschreven. Was Mosjee - als ik het zo mag zeggen - ‘Roomser dan de paus’?
3. Levinas in een beluisterenswaardig interview op Youtube

Archives

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right