Bamidbar

Bamidbar

commentaar BIJ Bemidbar
2 Sivan 5781

Geteld worden

door 
Rob Cassuto

Parasja Bamidbar Bamidbar/Numeri 1:1-4:20

Het bijbelboek Bamidbar ‘in de woestijn' - in de latijnse benaming Numeri - begint met de gelijknamige parasja Bamidbar. Die latijnse benaming Numeri – ‘getallen’ -  wordt meteen duidelijk: het boek begint met het gebod aan Mosjee een volkstelling uit te voeren. 
Hoe die volkstelling moet plaats vinden wordt uitgebreid beschreven. Ieder stamhoofd of vorst, bij name genoemd, moet de leden van zijn stam tellen, hij geeft dan door aan Mosjé hoeveel mannen van boven de twintig er in zijn stam zijn.

Hef het hoofd

De middeleeuwse bijbelcommentator Rasji ziet deze telling als een uiting van de liefde voor de Eeuwige voor het volk Israëls. Tellen als een uiting van liefde is wel een heel antropomorf beeld van de divine genegenheid. Het doet mij een beetje denken aan toen ik als jongen trots mijn verzameling kleurige stuiters telde. Letterlijk staat er in Bamidbar 1:2 niet: ‘tel de mannen van de gemeenschap’, maar ‘hef het hoofd (het totaal aantal) van heel de gemeenschap’ – se’oe et-rosj kol edat benee Jisrael’- . Een rabbijnse uitleg behelst, dat het hier niet om een anoniem inventariseren van een massa gaat, maar dat vooral de uniciteit van ieder individu en zijn onmisbaarheid wordt benadrukt. De Isbitzer rebbe (19e eeuw) drukt dit zo uit: ‘Dit is de betekenis van “het aantal van de kinderen Israëls”: dat ieder absoluut nodig is. De grootheid van de Ene, gezegend zij Hij, wordt gezien in de hele gemeenschap van Israël en als er ook maar één lid van die gemeenschap mist dan mankeert er iets aan de compositie. Het is alsof het beeld van de koning is samengesteld uit een mozaïek van vele deeltjes en als er ook maar één deeltje zou ontbreken, dan klopt het beeld van de koning niet”. (1) Het wordt nog verder geaccentueerd door de woorden ‘Tel hen hoofdelijk en schrijf hen met naam en toenaam in, geordend naar geslacht en familie’.
Wel tekenen we aan, dat het hier gaat om het tellen van de weerbare mannen boven de twintig. Het doel is mede het inventariseren vanuit een militair oogpunt. Vrouwen en kinderen blijven buiten spel, maar we mogen de spirituele betekenis van de uitleg van de Isbitzer rebbe met zijn mozaïek toch ook naar de vrouwen en kinderen van het volk van Israël, ja van iedere gemeenschap, extrapoleren.

De halve sjekel

Hoe voltrok zich, dat tellen? Behalve de registratie van de namen gebeurde dat door het inleveren van een halve sjekel per man. Aldus heeft de Tora dit in Sjemot 30:12 al voorgeschreven: ‘Als je onder de Israëlieten een telling houdt, moeten allen die geregistreerd worden de Eeuwige losgeld betalen voor hun leven, om te voorkomen dat de telling hun noodlottig wordt’, ‘een halve ​sjekel​, volgens het ​ijkgewicht van het ​heiligdom’.
Die halve sjekel had een praktisch nut, zoals Rasji opmerkt – door de sjekels te tellen kwam je tot het juiste aantal. Bovendien werden met die vele sjekaliem ook nuttige dingen gedaan: ‘voor de dienst in de ​ontmoetingstent’ (…)’zodat de Eeuwige hen niet vergeet’ (Sjemot 30:16). Sjemot38:25 veronderstelt, dat er al vóór de inwijding van de tabernakel (misjkan) een volkstelling is gehouden door inzameling van de halve sjekel: ‘Het zilver dat de geregistreerde Israëlieten hadden afgedragen, bedroeg honderd talent en zeventienhonderdvijfenzeventig ​sjekel, volgens het ​ijkgewicht van het ​heiligdom:26één beka per persoon, dat is een halve ​sjekel​ volgens het ​ijkgewicht van het ​heiligdom, van alle geregistreerde personen van twintig jaar en ouder, zeshonderddrieduizend vijfhonderdvijftig man.’ Met honderd talenten hiervan werden de voetstukken van de tabernakel gegoten. Een mooie symboliek, want iedere ziel – of hij nu huist in een rijke of een arme - is evenveel waard en juist die bijdragen vormen het fundament van het heiligdom en daarmee ook van de natie.

Tellen en registreren

Maar de betaling van die halve sjekel diende ook een ander doel, zoals we in Sjemot lezen. Het was ook ‘een losgeld voor hun leven, om te voorkomen dat de telling hun noodlottig wordt’. Door de telling kon je blootgesteld worden aan het ‘kwade oog’ (ajin hara)’- verklaart Rasji – ‘wat ziekte tot gevolg kon hebben. Misschien kan je het bijgeloof noemen, maar er zit toch een kiem in van begrijpelijke menselijke angst. We moeten ons voorstellen, dat het geteld worden is ervaren als opeens in de schijnwerper staan, zodat je als mens in al je tekortkomingen zichtbaar werd voor de godheid; een zoengeld a priori zou preventief tegen eventuele kwade gevolgen werken. De angst om geteld te worden en zichtbaar te zijn voor de overheid of andere machthebbers is misschien een seculier-psychologisch residu van dit oude taboe. Waar de volkstelling natuurlijk praktische doeleinden heeft als inventarisatie van militaire weerbaarheid en efficiënte belastingheffing ligt de mogelijkheid van misbruik niet ver weg. Ook hebben we onze grenzen in hoeverre we willen dat ons leven publiekelijk zichtbaar is en onze eigenaardigheden zijn geregistreerd. Die discussie is een immer doorgaand proces, ook nu weer actueel i.v.m het vaccinatiepaspoort.


Ik herinner mij nog de heftige protestacties tegen de veertiende Algemene Volkstelling in 1971, waarbij de naweeën van de Tweede Wereldoorlog nog een rol speelden. Een interessant artikel in het Historisch Nieuwsblad (2) vermeldt, hoe ‘levensgevaarlijk’ de journalist Martin Van Amerongen (in 1970) vooral de gegarandeerde, 'absolute waterdichtheid' vond van het systeem van gegevensverwerking, 'gezien onze recente ervaringen met de - dankzij het goed geoliede mechaniek van onze bevolkingsadministratie foutloos uitgevoerde - arbeidsinzet en de vakbekwame oplossing van het joodse vraagstuk'. De volkstelling werd een halve mislukking maar leidde wel op termijn tot de eerste privacywetgeving, die steeds overigens weer vraagt om aanpassing aan nieuwe technische ontwikkelingen, die social media bedrijven graag gebruiken om begerig te grijpen naar de data rond onze persoon.
Het maakt heel veel uit of je geteld en geregistreerd wordt door rechtvaardige en eerlijke bestuurders, door winstbeluste commerciële giganten of door de beul.  

noten (1) Living Waters, The Mei HaShiloach, a Commentary on the Torah by Rabbi Menachem Yosef of Isbitza, p. 268, mijn vertaling uit het Engels

(2) Maurice Blessing: Het verzet tegen de Volkstelling van 1971, Historisch Nieuwsblad 8/2005
https://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6697/het-verzet-tegen-de-volkstelling-van-1971.html

Archives

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right