De eerste dag van Pesach valt dit jaar op sjabbat 16 april. Gelezen wordt Sjemot 12: 21-51. Hoogtepunt in dit verhaal van de uittocht is het maal rond het pesachlam, het maal samen genoten, vlak voor het ijlings vertrek uit Egypte in de nacht dat alle eerstgeborenen, behalve die van Israël, werden getroffen.
Volgens Buber e.a. zou Moshé het oude Semitische herdersmaal hebben omgevormd. Belangrijk motief van Moshé om het in te stellen was een groepsdynamisch, zo men wil, een volkspsychologisch motief: het op een zelfde moment gezamenlijk een rituele maaltijd nuttigen helpt belangrijk mee om de in de loop der eeuwen verzwakte onderlinge band als volk te verstevigen.
Dit herdersmaal werd in de lente gehouden, waarbij eerstgeboren bokjes werden geslacht en de demonen werden geweerd door het bloed van de bokjes aan de tentpalen te smeren. Het woord Pesach komt van het werkwoord "pasach", dat pas later "overslaan om te ontzien" is gaan betekenen; nog oorspronkelijker betekende het huppelen van het ene been op het andere en kan het geduid hebben op een rituele reidans ("chag" = "feest" betekent ook oorspronkelijk reidans), die wellicht ook werkelijk is uitgevoerd en die de uittocht al voorafspiegelde. Met deze omvorming door Moshé van het lentefeest is, aldus Buber, Pesach van een ritueel bezwerend feest het ‘Geschiedfeest' bij uitstek geworden.
Het in haast genoten maal met het pesachlam is zo het feest geworden waarin familie, vrienden en leden van de plaatselijke gemeenschap samenkomen, samen spreken en samen genieten.
Het feest is verplaatst naar de woning en centraal kwam de maaltijd te staan, waarin van generatie op generatie het bevrijdingsverhaal verteld wordt: het maal wordt de Seider genoemd en het boek waarin het maaltijdritueel met al zijn oeroude teksten beschreven staat, de Haggada, is na de Tora en de Sidoer het meest populaire Joodse boek.
‘In iedere generatie ben je verplicht jezelf te zien alsof jijzelf uit Egypte bent vertrokken', staat er in de Haggada. Je herbeleeft niet alleen de tijd van toen, maar beleeft het ook op dit moment. We overstijgen de historische details van ooit naar nu. Het proces van bevrijding uit slavernij naar werkelijke vrijheid is nooit afgelopen. In hoeverre is er nu nog sprake van onderdrukking?
Dat zijn vragen die aan juist aan het seider maal speciaal aan de orde kunnen komen, maar eigenlijk ook op vele nadere momenten in het jaar.
Die vragen kunnen gesteld worden op het meest persoonlijke vlak (innerlijke bevrijding), op het niveau van familie en groep, op het niveau van geloof en gemeenschap en zelfs – misschien bij uitstek – op het niveau van de nationale en internationale samenleving. Het verhaal roept steeds weer op om onderdrukking van de mens te ontwaren en daartegen in verzet te komen.
De klemmende vraag is in hoeverre het bevrijdingsverhaal in zijn essentiële strekking nog begrepen wordt niet alleen in gemeenschappen over de hele wereld, maar zeker ook – hoe moeilijk dat ook is in de klemmende en complexe situatie waarin het Midden-Oosten verkeert - in Israël. We halen vooral die passages voor de geest, waar in de Tora de Eeuwige herhaaldelijk zijn volk in herinnering brengt, dat zij zelf vreemdelingen zijn geweest in Egypte (Exodus 22,20, 2. Exodus 23,9 , Leviticus 19,34, Deuteronomium 10,19.).
Tenslotte is het inspirerend het verhaal over de uittocht te bezien vanuit de esoterische opvatting, dat de geschiedenis van Israël in Egypte en de verlossing uit de slavernij een diepere betekenis heeft voor de gang van de mens door het leven in deze wereld, anders gezegd dat het verhaal een allegorie is van de weg van de ziel door het fysieke bestaan.