Ekev

Ekev

commentaar BIJ Dewarim
- Ékèv
17 Av 5783

Een veeleisende God

door 
Rob Cassuto

In de parasja Ekev1 zet Mozes zijn lange laatste toespraak tot de Benee Jisrael voort. De spreker houdt het volk een God voor die het volk met machtige daden beschermt, liefheeft, vruchtbaarheid van mens, land en vee bevordert, het volk oproept niet bang te zijn, vijanden op de vlucht jaagt en vele andere zegeningen in petto heeft. Maar die ook voortdurend waarschuwt geen afgoden te dienen en de geboden in acht te nemen, dat is de absolute voorwaarde voor de welvaart en overwinningen, die Hij bij monde van Mozes in het vooruitzicht stelt. De oude leider roept de herinnering op aan de lange woestijnreis, waar er vele beproevingen zijn geweest van honger en dorst, maar dat waren toetsen om te leren, dat niet door brood alleen de mens leeft maar ook de helpende presentie van zijn machtige Schepper nodig heeft. Waak voor hooghartigheid en overmoed houdt Mozes zijn mensen voor, want alle rijkdom valt je toe uit de hand van de Ene.
De spreker schildert nog eens de gebeurtenissen op en rond de Sinaj. De machtige stem uit het vuur, de stenen platen, de grote zonde van het gouden stierkalf, de woede van de Eeuwige, Mozes' uiteindelijk effectieve smeekbeden het volk te sparen. Ook andere voorbeelden van verkeerde daden, van de woede van de Eeuwige, maar ook van wonderdaden van uitredding haalt Mozes op, dit alles om het volk in te prenten om de goede weg te volgen van ontzag voor de Ene en het houden van de geboden. Aan het slot van de parasja keert Mozes terug naar de beschrijving van het land, dat de Israëlieten op het punt staan te betreden, het land, dat vruchtbaar zal zijn en op de juiste tijden beregend zal worden, maar: de hemelpoorten zullen worden gesloten en geen regen zal er meer vallen, als het volk afdwaalt en andere goden gaat dienen. Deze laatste passages (Dewarim 11:13-21) zijn deel uit gaan maken van het Sjema gebed als de tweede alinea daarvan.

De boodschap van het Jodendom en de reactie van het christendom

Deze parasja Ekev is representatief voor de aard van de God van de Tora, die monotheïsme paart aan een tot op dan ongekende opdracht om als volk en als individu boven zichzelf uit te stijgen tot praktisch onhaalbare volmaaktheid. Deze strenge maar rechtvaardige God, die geen andere goden naast zich duldt, maar ook geen tastbare zichtbaarheid in beeld toestaat legt bij monde van Mozes de lat voor de onvolkomen mens bijzonder hoog, niet alleen op het gebied van de strikte rituele eisen, maar vooral ook in ethisch opzicht. Neem alleen al 'Heb uw naaste lief als uzelf'. De invloed van deze God van Israël op de religieuze praktijk en cultuur rond de Middellandse Zee en later in Europa via het christendom is niet te onderschatten. Het christendom deed door de latere kerkvaders flink wat concessies aan het monotheïstisch ideaal door het toelaten van allerlei al dan niet picturale vereringsmodellen en concepten (de drie-eenheid, de figuur van Christus, Maria, de heiligen), maar nam wel veel van de morele geboden van het Jodendom over. Daarmee nam het de uitdaging op zich om de eigen egotistische driften en jacht op materiële belangen te beteugelen. Paradoxaal genoeg heeft het Jodendom voor die inbreng geen erkenning gekregen. Integendeel, deze verschuldigdheid heeft bij de kerkautoriteiten een sterke superioriteitsidee opgeroepen en heeft geleid  tot  discriminatie en zelfs vervolging van de Joden en hun opvattingen van de Tora en Tanach. En bij de goegemeente soms tot een pure uitbarsting van haat en geweld.

Hoge eisen

De last die de Tora aan de (Joodse) mens oplegt is een te zware, zeg maar voor het grote merendeel een onhaalbare. Steeds dringt de drang tot uitleving van de alledaagse begeerten en ambities, de drang om desnoods met geweld de onmiddellijke eigen behoeften te bevredigen. De uitdaging die te beteugelen en in dienst te stellen van een hoger streven is een zware taak. Het gevaar, dat na lange onderdrukking van ‘de heiden in ons' deze op een bepaald moment losbreekt is groot, zo niet haast statistisch voorspelbaar. Mozes zelf voorziet het grote falen al aankomen, Dew/Deut. 4:27-28: De Eeuwige zal u uiteenjagen en u wegvoeren naar vreemde volken, waar maar een klein aantal van u zal overblijven. Daar zult u dan andere goden vereren, goden van hout en van steen, door mensen gemaakt, goden die niet kunnen horen en zien, niet eten en niet ruiken.Het Christendom nam deze beteugelende taak van het Jodendom in zijn eigen vormen over, maar slaagde er niet in de ‘heidense' verlangens naar botviering van de eigen driften en de viering van geweld (en de bijbehorende mythen) uit te wissen. Ze leidden lange tijd een broeierig bestaan in het halfbewustzijn, waarin een schuldig besef van tekortschieten zich paarde aan wrok tegen de dictatuur van een opgelegde en onhaalbare ethiek.

Knellende banden

Een dergelijk geluid laat Abel Herzberg horen in zijn vlak na de oorlog verschenen prachtige bundel ‘Amor Fati' in het gelijknamige essay (3). Hij zegt o.a.: ‘Want het doel van Hitler bestond in het afschaffen van de beschavingsfactor, die door het jodendom in de wereld was gebracht en met het christendom door Europa was aanvaard. Zijn ideale mens was niet zozeer de Germaan, als wel in het algemeen de mens zoals hij was, voordat hij voor de eerste maal (voor zover wij ons tenminste historisch bewust zijn) door de monotheïstische idee aan banden was gelegd. Daarom had hij ook groot gelijk wanneer hij beweerde, dat er geen groter tegenstelling bestond dan tussen nationaal-socialisme en jodendom'.
De 'heiden' in de mens verlangt zijn vrijheid terug en haat daarom de Jood die hem gebonden heeft. 'De heiden haat de Jood omdat de christen hem knevelt.'
De ‘heiden' is te vinden in ieder mens, atheïst, christen, moslim, ook in de Jood, ook in jou en mij. Herzberg: ‘Hij wacht, als een huurling in reserve, totdat er op een goede dag een doffe roffel wordt getrommeld, die hij zich herinnert uit de dagen zijner vrijheid. Dan treedt hij aan de dag met zijn onbedwingbaar heimwee naar het oerwoud, waarvan hij zulke schone mythen te vertellen weet. Zijn gastheer luistert en geeft toe' 2. 3,

De twee tegenpolen hebben elk hun eigen rol. Het antisemitisme spruit deels voort uit een primitief verlangen terug te keren naar een amoreel bestaan, een onbeteugeld driftleven. Het jodendom en tot op zekere hoogte het christendom en het seculiere uitvloeisel van het humanisme vertegenwoordigen het streven naar een morele levenshouding en zelfoverwinning. Het zijn twee tegenstrijdige verlangens die in elk mens leven, ongeacht geloof of wat dan ook, en die ten eeuwigen dage in gevecht zullen zijn.

noten 

1. Verschillende andere commentaren op de parasja Ekev zijn te vinden in mijn boek  REIZEN DOOR DE TORA  , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn  website 

2. Abel J. Herzberg, Amor fati, 1946

3.   Al eerder hadden schrijvers analoge ideeën, Heinrich Heine besefte al in 1834, dat deze spanning ooit tot een uitbarsting moest komen. ‘Christendom - en dat is zijn beste verdienste - heeft deze brutale Germaanse vechtlust tot op zekere hoogte gestild, vernietigen kon hij het niet, en als eenmaal de temmende talisman, het kruis, breekt, dan laait weer de wildheid van de oude krijgers op, de zinloze razernij, waarvan de noordelijke dichters zoveel zingen en spreken. Die talisman is broos geworden, en komen zal de dag dat hij jammerlijk breekt. De oude stenen goden stijgen dan op uit het puin en wrijven zich het duizendjarig stof uit de ogen en uiteindelijk springt Thor met zijn gigantische hamer op en breekt de gotische kathedralen’. (Heinrich Heine uit: Zur Geschichte der Religion und Philosophie in Deutschland)
De veroorzaker van en schuldige aan al deze onaangename spanningen was niet ver te zoeken. Hij stond al eeuw in eeuw uit klaar: de Jood. George Steiner zegt in een wel heel radicale en, controversiële cultuuranalyse - onomwonden: ‘Er lag een gemakkelijkere wraak voor de hand, een eenvoudiger manier om de eeuwen van mauvaise foi goed te maken, eeuwen van onderbewuste maar pijnlijke wrok tegen het onbereikbare ideaal van de ene God. Door het doden van de Joden, zou de westerse cultuur hèn uitroeien, die God had "uitgevonden", die hoe gebrekkig en weerspannig ook Zijn ondraaglijke Afwezigheid hadden bekendgemaakt. (George Steiner In: Bluebeard's Castle. Some Notes Towards the Redefinition of Culture )

RC herzien augustus 2023

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right