Devariem 21:10 – 26
Deze parasja Ki Tetsee 1 bevat een grote hoeveelheid bepalingen op uiteenlopende gebieden als oorlog, familie- en eigendomsverhoudingen, moraliteit in seksuele zaken en nog tal van andere zaken. 74 van de 613 mitswot stammen uit deze parasja, de meeste van alle parasjot.
Vele soorten bepalingen
Het is goed te beseffen: het zijn bepalingen die drieduizend jaar geleden zijn geschreven, in de grond weliswaar ingegeven door een diepgaande inspiratie en de omliggende Semitische wereld ver vooruit, maar ze zijn toch ook getekend door de situatie van een semi-agriculturele maatschappij van zoveel eeuwen her. Veel van deze bepalingen roepen bij de moderne humanistisch georiënteerde mens weerstand op. De bepalingen omtrent huwelijk, verkrachting, overspel, de positie van de vrouwen. De wrede, in moderne ogen disproportionele sancties.
Latere rabbijnse uitleggingen hebben vele scherpe kanten van striktheid en wreedheid ervan afgeslepen, maar de vraag blijft in iedere generatie: hoe moeten we er in Gods naam vandaag mee omgaan? Hoe begrijpen wij het intrinsieke eeuwige moment van inspiratie, waarmee ook aan ons nog steeds iets gezegd en geboden wil zijn en hoe kunnen wij het drieduizend jaar oude stof van geschiedenis en de contingentie van het menselijk psychisme van het zo lang geleden moment ervan afschudden? Ik denk, dat het helpt om de diverse bepalingen te zien, niet zozeer naar hun letterlijke inhoud als wel naar de intrinsieke waarden, waaruit zij voorvloeien en waarvan zij een door de historie gedetermineerde ‘operationalisatie' zijn.
Er zijn passages die ons verlicht aandoen. De loonarbeider die zijn loon dezelfde dag nog dient te krijgen. Het royale overlaten van het niet geoogste voor de behoeftige. Zo getuigen de – voor die tijd vooruitstrevende - bepalingen rond de mooie vrouw (die door de man als krijgsgevangene wordt meegevoerd en begeerd) van het streven impulsieve wreedheid ten opzichte van de overwonnene aan banden te leggen en respect voor de weerloze mens te tonen (Devariem/Deuteronomium 21:11-14). Het zijn regels die in vele regionen van de wereld in oorlogssituaties als regel nog steeds niet zouden misstaan.
Het wegjagen van de moedervogel
Mededogen is ook de grondtoon in de verzen Devariem/Deuteronomium 22:6 ev: ‘Wanneer u onderweg een vogelnest tegenkomt, in welke boom dan ook of op de grond, met jongen of eieren, en de moeder zit op de jongen of op de eieren, dan mag u met de jongen niet ook de moeder meenemen. U moet de moeder zeker laten vliegen, maar de jongen mag u voor uzelf meenemen, opdat het u goed zal gaan en u uw dagen zult verlengen’.2
In dit geval speelt duidelijk een besef, dat men de moedervogel het verdriet van het aanzien van het wegnemen van haar jongen wil besparen. Nachmanides wijst erop, dat het voorschrift niet zozeer Gods compassie met dieren verkondigt; het is vooral bedoeld om óns te trainen in mededogen met levende schepselen. Het is ook een richtlijn gegeven om de soort voor uitsterven te behoeden. Hoewel de Tora het slachten van levende schepsels toestaat om het leven van de mens te bevorderen, geeft de Tora geen carte blanche om daardoor welk soort dan ook te laten uitsterven. Als je zowel de moedervogel als haar jongen neemt (om ze op te eten) dan staat het symbolisch gelijk aan het uitroeien van die specifieke soort.
De Tora voegt de woorden toe: ‘opdat het u goed zal gaan en u uw dagen zult verlengen’, wat wil zeggen: als jij zorg toont voor het overleven van deze soort vogels, zal de Eeuwige zijn compassie tonen voor jou en Hij zal jouw dagen verlengen op aarde als compensatie voor het in leven laten van die soort vogels. Het is maar een simpele daad om de moedervogel weg te jagen (zodat zij voor een volgend nest kan zorgen en zo de soort in stand kan houden) en dan wordt al een lang leven in het vooruitzicht gesteld, een beloning die in de Tora alleen verder nog voor het eren van vader en moeder wordt gegeven (Sjemot/Exodus 20:12); hoeveel te meer zal de beloning voor de mens zijn als hij of zij de zorg voor de instandhouding van dieren en planten tot een centraal programma maakt van zijn en haar doen en laten. Zodat de dagen van de mensheid op deze planeet verlengd mogen worden en het haar goed mag gaan.
Noten
1. Vele andere aspecten van deze parasja heb ik belicht in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 2 en op mijn website www.robcassuto.com
2. Rabbeinu Bachya (13e eeuw) op sefaria.org vat rabbijns commentaar tot dan aardig samen, waaruit ik dankbaar heb geput.