Bemidbar/Numeri 30:2-36:
De parasjot Matot en Masee1 worden dit kalenderjaar tezamen gelezen
Het onderwerp van de gelofte en de eed komen ter sprake.
In een aantal passages wordt de oorlog tegen Midjan verhaald.
In de parasja Masee memoreert de inmiddels bejaarde Mozes nog eens alle pleisterplaatsen van de veertigjarige zwerftocht door de woestijn. Ook worden bepalingen gesteld over de verdeling van het land. Veel aandacht krijgt het speciale verzoek van de stammen Reuven en Gad om tegen de oorspronkelijke plannen in een groot stuk van het transjordaanse in bezit te mogen nemen. Regels over moord en doodslag volgen nog. Er worden asielsteden ingesteld voor plegers van niet-opzettelijke doodslag. Wat meer hierover.
Asielsteden
De asielbepalingen in de parasja Masee (35:10 ev) waren een novum in de ontwikkelingen van het recht in het oude Midden-Oosten en wierpen een dam op tegen het alom heersende recht (zo niet de plicht) tot bloedwraak, die gold in geval een verwant was gedood, of dit nu met opzet (moord) was gebeurd of geheel buiten de schuld van de dader om.
Er werden zes steden bestemd tot asielsteden ( aree miklat ), drie aan deze zijde van de Jordaan, drie aan gene zijde. Het asiel stond ter beschikking aan hen die iemand onbedoeld hadden gedood. In een bijeenkomst op of bij de locatie van de doodslag werd bepaald of deze zonder opzet was gebeurd en zo ja, dan kon de dader zijn toevlucht nemen tot een van de asielsteden nemen.
Daar moest hij dan blijven – desnoods een leven lang – om gevrijwaard te zijn van de bloedwreker. Echter, de dood van de hogepriester maakte een eind aan deze ban, daarna mocht de dader naar zijn oorspronkelijke woonplaats terugkeren en had de potentiële bloedwreker zijn recht op straffeloosheid ingeval van uitvoering van zijn wraak verloren.
De dood van de hogepriester
De dood van de hogepriester maakt een einde aan de ban (35:25). Dit is een merkwaardige, schijnbaar losstaande bepaling. Wat heeft de dood van de hogepriester met het asiel van de doodslager te maken?
Maimonides (de grote leraar, filosoof en psycholoog uit de 12e eeuw) zag zoals vaak hiervoor een rationele verklaring. In de ‘Gids der verdoolden' ( moré nevoechim ) schrijft hij (geciteerd in een commentaar van R. Jonathan Sacks, mijn vertaling): ‘Een persoon die een ander zonder opzet heeft gedood moet in ballingschap gaan, omdat de woede van de bloedwreker afkoelt als de oorzaak van het onheil uit zicht is. De kans op terugkeer uit ballingschap hangt af van de dood van de hogepriester, de hoogst geëerde van alle mensen en de vriend van heel Israël. Door zijn dood wordt de verwant van de gedode weer verzoend; want het is een natuurlijk fenomeen, dat we troost vinden in ons ongeluk als een zelfde of een nog groter ongeluk een ander heeft getroffen. Geen dood veroorzaakt onder ons groter verdriet dan de dood van de hogepriester' 2 .
Maimonides geeft een psychologische verklaring die wij goed kunnen begrijpen; een groot verdriet, dat het hele volk aangrijpt doet het eigen ongeluk minder groot lijken. De dood van een groot man of een grote vrouw heeft in moderne tijden een vergelijkbaar effect.
Een geleerde uit de zestiende eeuw,– de Maharsha, voortbordurend op de oudere commentatoren zoals Rabbenoe Bachya3 - geeft een heel andere meer mystiek lijkende verklaring, een uitleg van andere orde. Hij wijst erop dat deze bepaling rond de hogepriester samenhangt met de taak van de hogepriester om op Jom Kipoer te bidden voor het welzijn van hele Joodse volk. Dat impliceert, dat hij middels zijn tussenkomst moet bevorderen, dat er geen ongelukken zullen plaatsvinden. Vindt er toch een ongeluk plaats, zoals een doodslag, dan is ook hij eigenlijk een beetje schuldig; hij heeft niet goed genoeg gebeden. Zijn dood is dan ook enigermate een zoenoffer voor deze schuldigheid en maakt het op die manier mogelijk aan de ban een einde maken.
Verstoring van de psychische orde
In deze laatste verklaring is er van een heel eigen soort causaliteit sprake. R. Jonathan Sacks, wiens commentaar deze twee verklaringen ook behandelt, noemt deze laatste uitleg van bovennatuurlijke orde 4 . Zelf zie ik de laatste uitleg meer in de sfeer van het collectief onbewuste. Ieder sterven, zeker de dood door opzet (moord), maar ook doodslag of de dood door een ongeluk, verstoort een diep gevoel van orde, je zou kunnen zeggen op het niveau van de ziel. Dit vereist een zekere correctie, een herstel van de verstoorde psychische balans in de gemeenschap. De straf en het offer voorzien daarin. In oude tijden was de bloedwraak het herstelmiddel om de onbalans – ontstaan door het verlies van een ontijdig door mensenhand uit het leven gerukte verwant - te compenseren. Maar bloedwraak leidt tot weerwraak en tot een nimmer eindigende bloedvete, besefte de Tora-wetgever al, en met de asielbepalingen voor de doder zonder opzet deed hij een enorme stap in de richting van beperking van eigenrichting en persoonlijke willekeur. De dood van de hogepriester is dan een symbolische zoendood van de oorspronkelijke verstoorder van de psychische balans in de gemeenschap.
Bloedwraak
Is de bloedwraak en de bloedvete in de meeste democratische (westerse) staten gelukkig sporadisch en beperkt tot sommige immigranten die nog hangen aan meegenomen wrede culturele gebruiken en tot criminele groepen aan de rand van de samenleving, tussen volken – soms binnen één natie, soms elkaars nabuur - kunnen we iets dergelijks als een onverzoenlijke vete nog steeds signaleren. Geweld aan de ene kant lokt navenant geweld uit aan de andere kant uit en een kettingreactie zet zich in werking; een bevredigende closure van het proces van wreedheid, wraak en pijn, aan elkaar begaan, wordt nimmer bereikt. Nooit wordt het overstijgend niveau bereikt van besef van het aan elkaar aangedaan verdriet en nooit komt het tot een kritische massa van compassie die opweegt tegen de diepgewortelde haat, een niveau waarop beide partijen kunnen samenkomen. De aangedane trauma's kunnen niet in het licht komen, zodat een proces van herstel kan beginnen.
Of toch wel ooit? Nog be-jamenoe (in onze dagen)? De broeders Jacob en Esav hebben ook na een lange vete een pact van vrede gesloten.
Noten
1. Verschillende andere commentaren op de parasja Pinchas zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 2 Leviticus, Numeri en Deuteronomium, en op mijn website
2. Maimonides, The guide for the perplexed, (Dover Publ. 1904/1956 ) part 3 XL (p.343)
3. zie bv Rabbeinu Bachya ad loc
https://www.sefaria.org/Numbers.35.25?lang=bi&with=Rabbeinu%20Bahya&lang2=en
4. http://rabbisacks.org/mattot-masei-5775/