Parasja Besjallach

Parasja Besjallach

commentaar BIJ Sjemot
- Besjallach
11 Shevat 5782

Manna

door 
Rob Cassuto

In het begin van de parasja Besjalach 1  is de allereerste Pesach achter de rug en de Benee Jisraël doen hun eerste ervaringen op als onafhankelijk volk. Een maand na de uittocht belanden ze in de dorre woestijn van Sin.

Manna

Het proviand van de uit Egypte meegenomen matzot is op en de honger slaat toe. Het volk jammert en klaagt tegen zijn leiders, Mosjee en Aharon. Het woord klagen (met de stam ‘loen’) komt wel zes keer voor in deze passages, dus het moet wel een machtig geluid zijn dat uit het volk opsteeg. De hemel bleef niet doof want de ‘Eeuwige zei tegen Mosjee: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel laten regenen’. Een inderdaad, ’s-avonds vielen de kwakkels uit de lucht en de volgende morgen lag het manna (man) als een wit waas over de woestijn. En Mosjee zei tegen de stomverbaasde menigten: ‘Dit is het brood dat de Eeuwige u te eten gegeven heeft’.

Geestelijk voedsel

In de Zohar – in de dertiende eeuw gecomponeerd door Moses de Leon - discussiëren de metgezellen van de meester Rabbi Sjimon bar Jochaj over het manna. Ze vatten de tocht van de Israëlieten uit Egypte naar het Beloofde Land op als een reis van spirituele groei. Vanuit die esoterische invalshoek gaan ze op zoek naar de verborgen betekenis van dit geheimzinnige voedsel. In de tekst van de parasja staat het letterlijk omschreven als ‘brood uit de hemel’. Dat betekent dus spiritueel brood. De matsa, die in het begin van de uittocht wordt gegeten is een soort initiatie, een eerste geestelijk voedsel, een kennismaking met de Sjechina, de immanente presentie van de Eeuwige. Maar dan komt het manna, dat is een edeler geestelijk brood dat de eter een meer verheven niveau doet bereiken. De meester Sjimon Bar Jochaj legt zijn leergierige discipelen uit, dat zij als het ware nog steeds dat voedsel nuttigen. Hoe? Door continu Tora te leren. Zij bereiken zelfs een hogere sfeer, als ze dag en nacht daarmee bezig zijn: ‘want zij (die dat doen) eten voedsel van de geest en de ziele-adem; ze eten helemaal geen stoffelijk voedsel voor het lichaam, maar vanuit een hoge sfeer, die kostbaarder is dan alles: Wijsheid (de sefira chochma)’. Daarom zijn de gezellen zwakker dan de meeste andere mensen die zich in de sfeer van materie en macht ophouden. De gezellen zijn niet met het voeden van hun lichaam bezig maar voeden de geest vanuit de bron, waaruit de Tora is voortgekomen en dat is de Wijsheid. 2

De weg van het midden

Het moeten streng ascetische mannen zijn, die leerlingen van Sjimon bar Jochaj, die volgens de legende zich dertien jaar lang voor de Romeinen schuilhield in een grot en alleen maar Tora studeerde 3. Het zijn ware yogi’s van de geest. Ik zie een romantisch beeld voor me van een club van magere oude mannen met lange baarden die gewikkeld zijn in een vurig debat in hun streven naar verlichting. Maar ik zie ook hun verre nazaten de bleke jongens die dag en nacht in studiezalen van de jesjiewa met hun fletse gezichten gebogen zitten over Talmoedische folianten en geen weet hebben van eros en andere geneugten van het leven.
Het is de minder romantische en nuchtere Maimonides, de man van het midden, die wees op het gevaar van religieus extremisme. Het is niet nodig om in grotten of op bergen te leven of jute en grove wol te dragen, het lichaam uit te putten, het voedsel te ontzeggen of het te onderdrukken. Dat is niet wat de Tora eist. Het ideaal is een goede balans tussen lichaam en geest. In de moderne tijd zijn we ons meer bewust geworden van de innige verstrengeling van het psychische en fysieke. Het verhevene is ook te bereiken zonder het lichamelijke te ontkennen, maar het juist te respecteren als de basis die de geest mogelijk maakt zoals een kaars de vlam mogelijk maakt.

Wat we van het manna het meest kunnen leren is misschien wel het wonder dat we iedere dag in onze westerse wereld de kans hebben een bord met eten voor ons te hebben. ‘Het voorzien in dagelijks brood is een groter wonder dan het splijten van de Rode zee', zei rabbijn S.R. Hirsch (19e eeuw) 5.

noten

1. Verschillende commentaren op de parasja Sjemot zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website  

2. Parafrase van Zohar 2:61b-62a, vertaald door Daniel C. Matt in Zohar, The book of Enlightment, Paulist Press, 1981, een reeks high lights. Wijsheid (Chochma) roept reminiscenties op aan Sofia, als instrument van de Altijdzijnde voor zijn schepping. Zie Spreuken 8 22 De Eeuwige heeft mij vóór al het andere geschapen, toen Hij zijn scheppingswerk begon, was ik zijn eersteling. 23Ik ben in het begin gemaakt, nog voor alles er was, nog voor de aarde vorm kreeg.

 3. Rabbi Sjimon en zijn zoon verlieten na twaalf jaar de grot. De eerste man die zij zagen was een boer die zijn koren maaide. Rabbi Sjimon kon na twaalf jaren diepgaande verzinking in de Tora niet begrijpen dat iemand zich met dergelijke wereldse zaken bezighield. Zijn verontwaardigde blik verzengde het korenveld en de Eeuwige riep hen weer terug naar zijn grot. Weer een jaar van intense verdieping volgde. Nu konden zij zich wel verzoenen met de wereldse gang van zaken en het alledaagse gedoe van hun medemensen. (Talmoed Sjabbat 33b -34a)

4. Maimonides wijdt er een heel hoofdstuk aan in Shemoneh Perakim, ch. 4, healing the Spiritually ill, in Pirkei Avot with the Rambam’s commentary, Moznaim Publishing Company, 1994

5. Rabbijn Samson Raphael Hirsch, The Pentateuch, Exodus, ad 16:2 Jan 2022

Archives

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right