Parasja Mikeets

Parasja Mikeets

commentaar BIJ Berésjit
- Mikéts
28 Kislev 5782

Beresjiet 41-44:18

door 
Rob Cassuto

Beresjiet 41-44:18

Nog meer dan bij Jacob lijkt Jozefs personage te zijn uitgewerkt in markante trekken. In het begin van zijn leven komt Jozef over als een jongen met een uitstekend verstand, een rijke fantasie en een uitzonderlijk vermogen om dieper te schouwen.
Duidelijk is hij verwend en de bonte mantel symboliseert zijn kleurige talenten; tegelijk belichaamt deze uitdossing ook zijn voorgetrokken positie als zoon van Jacobs grote liefde, de jong in het kraambed overleden Rachel.1

Een arrogant jongetje wordt begaafde droomuitlegger en goed bestuurder

Jong, overmoedig en arrogant weet Jozef zijn enorme talenten en geestkracht nog niet in de hand te houden. Hypocriet klikt hij over zogenaamde zonden van zijn broers en met zijn op zich betekenisvolle dromen gaat hij slordig en ontactisch om. Dat leidt tot een heftige represaille van zijn gekwetste en getergde broers, die hem ver van huis in een put gooien en hem dan als slaaf naar Egypte verkopen. De doodsangst en de spanningen van de slavernij zullen de jonge Jozef tot inkeer hebben gebracht. In zijn positie als slaaf en gevangene gaat hij zijn gaven als efficiënt organisator en wijze duider van droombeelden nu inzetten voor zijn eigen zaak en die van anderen. Door de beroemde droom van farao effectief te vertalen in een voorspelling over de komende zeven jaren van overvloed en daarna zeven jaren van hongersnood benoemt de farao - die hevig onder de indruk was de getalenteerde jongeman – Jozef tot onderkoning. Jozef is gaan beseffen dat hij een dienaar is, dat hij een instrument is geworden van een oneindig grotere macht, zoals naar voren komt in de droomuitleg aan farao: God geeft farao zijn bedoeling te kennen en Jozef is alleen maar de doorgever. Als onderkoning neemt hij vooruitziende maatregelen en laat overal door het land voorraadschuren bouwen en vullen met koren - gouverner c’est prévoir -  en inderdaad komen de zeven jaren van hongersnood, die ook het land Kenaän bereiken en Jacob en zijn familie.

Hoe na twintig jaar om te gaan met de weer opgedoken broers

De tien broeders van Jozef trekken naar Egypte om koren te kopen en komen voor Jozef, die zij na ruim twintig jaar in zijn koninklijke uitdossing niet herkennen, maar andersom wel. Jozef gaat nu een gecompliceerd spel met zijn broers spelen. Hij beschuldigt ze van spionage, ze protesteren heftig en Jozef eist dat ze om hun onschuld te bewijzen terug naar Kenaän moeten gaan en Benjamin mee terug naar Egypte moeten nemen. Ze krijgen wel koren mee, maar Sjimon blijft als gijzelaar achter. Jacob weigert Benjamin naar Egypte te laten gaan, maar ten langen leste als de honger weer toeslaat stemt hij toe en de broers trekken nu weer naar Jozef. Jozef ontvangt hen vorstelijk maar laat in de voederzak van Benjamin een kostbare bokaal van zijn tafel stoppen, die hij later, als de broers weer met gevulde korenzakken de terugweg aanvaarden, zogenaamd weer door zijn agenten laat vinden. De broeders worden teruggehaald en Jozef veinst dat hij 'de dief' Benjamin als slaaf bij hem wil houden. Het subtiel maar lastig parcours dat Jozef heeft uitgezet voor zijn broers, heeft de bedoeling een test te zijn om al dan niet tot besef van schuld te komen. Immers pas dan, als Jozef merkt dat zijn broers wezenlijk zijn veranderd kan hij zijn eventuele wraakplannen laten varen. Pas dan kan hij kiezen voor het verlangen naar zijn familie, voor de ook altijd levend gebleven liefde. Pas dan kan hij zich bekendmaken en komen tot ontmoeting en verzoening.

Echte ommekeer

Het besef van de broers omtrent hun aan hun jonge broer Jozef begane misdaad breekt door nadat ze drie dagen gevangen zijn geweest. Ze zeggen dan tot elkaar (Ber/Gen. 42: 21): “We hebben inderdaad schuld tegenover onze broer wier doodsangst wij hebben gezien toen hij ons smeekte en wij niet naar hem geluisterd hebben, daarom is deze ellende over ons gekomen.” In de verzen, waarin Jozef in de put wordt geworpen (37:21 e.v.) wordt van de doodsangst en van de smeekbeden vanuit die put geen gewag gemaakt. Pas hier, na drie dagen afzondering in gevangenschap dringt de impact van die smeekbeden tot de broeders door en beseffen ze de verharding van hun hart. Pas nu, vele bladzijden later, lezen wij, via het verslag van de woorden van de berouwvolle broers, over die hartverscheurende smeekbeden; Nechama Leibowitz wijst op de narratieve vondst om dit nu pas te vermelden, als krachtig literair middel om het berouw van de broers tastbaar te maken. De hevig ontroerde Jozef die de broers heeft afgeluisterd krijgt zo de overtuiging dat de broers werkelijk veranderd zijn. In de volgende parasja Wajigasj houdt Jehoeda die ooit heeft voorgesteld om de jonge Jozef als slaaf te verkopen een lang betoog om Benjamin van een toekomst als slaaf vrij te pleiten. Dat bewijst echte ommekeer en Jozef kan zich als hun doodgewaande broer bekend maken en zeggen: “Maar God heeft mij vooruit gezonden tot grote redding …”

Noot

1. Meer commentaren op Mikeets in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1.

Archives

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right