Sjemot 27:20 – 30:11
Tetsavee 1 is de enige parasja in Sjemot/Exodus waarin de naam van Mosjee niet wordt genoemd. De schijnwerper valt op zijn broer Aharon en centraal staat de beschrijving van diens schitterende uitdossing (bigdee kodesj), die zijn funktie als hogepriester moest uitdrukken voor de gemeenschap.
De verleidelijkheid van het uniform
Een anekdote uit de Talmoed (Shabbat 31a, waarin diverse anekdotes het geduld en de compassie van Rabbi Hillel illustreren) vertelt hoe een niet-Jood eens de studiezaal van Joodse studenten passeerde. Hij hoorde uit deze parasja vers 28:4 voorlezen: ‘Dit zijn dan de kledingstukken die zij (de Israëlieten) moeten maken: een borsttas, een efod (ritueel schort), een bovenkleed, een onderkleed van bewerkte stof, een tulband en een gordel, etc'. De niet-Jood vroeg: voor wie zijn deze kledingstukken? De studenten antwoordden: voor de Hogepriester. De man dacht, dat wil ik ook wel, ik zal me bekeren en dan zullen me wel willen benoemen tot Hogepriester. Hij ging naar de beroemde leraar Sjammai en zei: bekeer mij en benoem me dan tot Hogepriester. Sjammai joeg hem met zijn ellemaat weg van zijn erf. De man wendde zich tot de even beroemde Hillel. Die bekeerde hem, maar zei wel: is het niet gebruikelijk, dat alleen wie de procedures van het koningschap kent tot koning wordt benoemd? Ga heen en leer. De bekeerling studeerde en studeerde en leerde o.a., dat iedereen, van de gewone man tot de koning, die te dichtbij de heilige ark komt wordt gedood. Hij dacht, hoeveel te meer geldt dat voor mij, die bij hen komt zonder verdienste en met alleen een wandelstok en een knapzak? De bekeerling zei tot Sjammaj dat hij afzag van het ambt van Hogepriester. Tot Hillel zei hij, ‘geduldig mens, moge zegeningen rusten op uw hoofd, omdat u mij hebt gebracht onder de vleugels van de goddelijke aanwezigheid’ (sjechina).
De niet-Joodse man is betoverd door de uiterlijke pracht van het priestergewaad. Hij wil zijn ego ermee aankleden. Rabbi Hillel laat zich door het potsierlijke verzoek van de man niet van de wijs brengen en ziet onder de menselijke ondeugd een authentiek verlangen. De wijze meester heeft geduld en empathie. De verse bekeerling ontdekt gaande zijn studie, dat Aharon zijn gewaad niet draagt voor eigen meerdere glorie, maar als afgezant van de gemeenschap naar de Eeuwige. Een prachtige uitdossing stelt niets voor als de drager het niet beleeft als een nederige poging het sublieme te benaderen. Wat meer seculier uitgedrukt: een uniform is een lege huls als de drager het niet ervaart als de uitdrukking van een boven de individuele persoon uitgaande opdracht in dienst van de samenleving.
Kleding helpt en verhult
Kleding kan ons helpen om onze levenstaken te vervullen. Ze kunnen ons status (lijken te) geven (kleren maken de man), de verrichting van onze maatschappelijke functie ondersteunen, zoals de priesterlijke uitdossing Aharon uittilt boven zijn alledaagse persoonlijkheid en gezag afdwingt bij het publiek.
Kleding die samenhangt met onze ambtelijke of klerikale functie verhult de typische eigenaardigheden van onze persoonlijkheid en dat is ook de bedoeling. In de meeste functies doen die er niet toe of kunnen zelfs storend zijn. Is het toeval dat waar het Hebreeuwse woord voor kleren ‘begadiem’ is, het werkwoord ‘bagad’ misleiden betekent? Kleding is buitenkant en maskeert iets essentieels van onze eigenheid. Naakt worden we geboren en naakt gaan wij de wereld uit. Misschien dat mede daarom de Tora vermeldt 2, dat, als Aharon voor de drempel van de Eeuwigheid staat, de Eeuwige aan Mosjee beveelt: ‘En trek Aharon zijn kleding uit en trek ze Eleazar, zijn zoon, aan, want Aharon zal daar (op de berg Hor) sterven’. Aharon klimt in vol ornaat de berg op om er de prachtige hogepriesterlijke attributen af te staan, de tulband en het diadeem, het borstschild, de gordel, het rituele schort, de blauwe mantel met granaatappeltjes en belletjes aan de zoom. Aharon de mens blijft over, volgens de midrasj een wijze, vredelievende en vriendelijke man.
noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Tetsawee zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA , deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website 2. Bemidbar 20:26