Parasja Wajelech

Parasja Wajelech

commentaar BIJ Dewarim
- Wajélèch
4 Tishri 5783

Een overdenking t.g.v. Sjabbat Sjoewa

door 
Rob Cassuto

Devariem 31:1-30 

‘Onze diepste angst is niet dat we ontoereikend zijn. Onze diepste angst is dat we oneindig machtig zijn. Het is ons licht, niet onze duisternis waar we het allerbangst voor zijn. We vragen ons af: wie ben ik dat ik briljant, buitengewoon aantrekkelijk, getalenteerd en geweldig zou zijn. Maar waarom eigenlijk niet? Je bent toch een kind van God? ‘
Als woorden van Nelson Mandela gaan zij de wereld rond. Hij zou ze hebben uitgesproken bij zijn inauguratie tot president van de republiek Zuid-Afrika. In feite is de tekst van Marianne Williamson, een van de founding mothers van de z.g. Course in Miracles. De woorden wekken ons op om het beste in ons zelf te realiseren, om over de drempel van onze angst te stappen in onze beste mogelijkheden.
In de Machzor (het gebedenboek voor Rosj Hasjana en Jom Kipoer) lezen we: ‘De mens zijn oorsprong is stof en zijn einde is stof. (…) Broos als breekbaar glas, hij verdort als 't gras'. En: ‘Mijn God zolang ik niet geschapen was, zolang ik niet gevormd was, was ik niets waard. En nu ik gevormd ben is het alsof ik niet gevormd ben, want stof ben ik in mijn leven, hoeveel temeer dan, wanneer ik gestorven zal zijn. Hier sta ik dan voor U Heer, als een voorwerp vol smart en vol schande om zijn eigen tekortkomingen'. En vele malen op Grote Verzoendag wordt in de ‘bekentenisgebeden', de Widoej , beleden hoe wij mensen hebben gedwaald en gefaald. De gebeden brengen de bidders in wel heel heftige woorden tot een besef van vergankelijkheid, kleinheid en nietigheid, slechts overgeleverd aan de vergevingsgezindheid van de Schepper. 1

Is dat met elkaar te rijmen, die ‘grootheid' van de mens en die ‘kleinheid'?

Misschien biedt de wijze meester uit de 19e eeuw, Rabbi Bunam, zicht op deze vraag. Hij sprak tot zijn leerlingen: Ieder van jullie moet twee zakken hebben om naar behoefte in de ene of in de andere te kunnen tasten: in de rechter ligt het woord: “Om mijnentwille is de wereld geschapen” (Talmoed, Sanhedrin 37) en in de linker: “Ik ben stof en as” (Genesis 18:27). Deze twee zakken zijn voor ons beschikbaar.
Je zou ook kunnen zeggen: de mens is een wezen dat gespannen is tussen twee polen. In de ene is hij de koning van het universum; voor hém is het geschapen en hij mag het bewerken en genieten, een winnaar is hij. Maar onvermijdelijk breekt er een moment aan, dat zijn project feilbaar blijkt, barsten vertoont en schipbreuk leidt. Hij belandt bij de andere pool.
In de andere is hij klein, nietig en vergankelijk en moet hij, afgestapt van zijn troon, erkennen dat hij het niet redt. Eenzaam is hij en overgeleverd aan de genade van wat hem ver te boven gaat. De wende die dan voor hem ligt is de ommekeer, de tesjoeva , en als hij die wende maakt keert hij weer naar de andere pool en deze levenslange slingerbeweging, is dat niet een van de grondtonen van het bestaan?

Als we door de gebeden gaan - waarschijnlijk is het warm, de menigte zweet, de magen knorren - zijn er momenten dat ons ego een barstje zal vertonen, dat het alledaagse ‘wel weten wie we zijn’ even wegvalt, misschien onder de tonen van de sjofar, of tijdens het Avinoe Malkenoe, of als wij die paar keer door de knieën gaan en ons voorhoofd het stof op de grond raakt, of tijdens de Neïla dienst. Misschien is er dan even zicht op of een bewogenheid door iets oneindig groots, waartegenover wij oneindig klein zijn. 
Hoe paradoxaal ook: er ontstaat dan ruimte voor verzoening en vernieuwing. 
En mogelijk groeit er dan boven de gestrengheid, waaronder wij in deze dagen door Tora en sidoer en machzor uitgenodigd worden onszelf te verantwoorden, een altijd die gestrengheid overtreffend mededogen met de naasten, de wereld, maar ook met onszelf. 
Mogen wij allen in het komend jaar worden ingeschreven in het sefer ha-chaim en een zoet en voorspoedig jaar in spirit en materie tegemoet gaan

Noot
1.  Het besef van hoe wij tekort komen, hoe wij klein zijn in het licht van de eeuwigheid, moet scherp onderscheiden worden van het gevoel van diepe schuldigheid en nietswaardigheid, dat in de mens kan post vaten als gevolg van traumatische belevenissen, bijv. in de kindertijd door mishandelende ouders veroorzaakt of in omstandigheden van (oorlogs)geweld ontstaan.

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right