(Beresjiet/Genesis 28:10 – 32:4)
Deze parasja 1 vertelt over Jacobs tocht naar en verblijf in de streek Charan in het land Aram (ongeveer het tegenwoordige Syrië), waar zijn oom, de Arameeër Laban, woont. Op de vlucht voor zijn uitzinnig boze broer en op zoek naar een vrouw. Het familieverhaal van de vorige parasja Toldot zet zich voort. Het bevat alle gevoelens en emoties die een familie kan beheersen, liefde, haat, jaloersheid, woede, angst, ambitie.
Bet El
Een eerste fase van bewustwording van roeping en bestemming speelt zich af in de aanvang van de parasja als Jacob zijn lange reis begint. ‘Jacob verliet dus Be'ersjeva en ging op weg naar Charan'(28:10). 's-Nachts ziet hij, slapend met het hoofd op een steen, de engelen langs een ladder naar de hemel opklimmen en neerdalen en hij hoort hoe de Eeuwige zich aan hem bekend maakt met de woorden "Ik ben Hasjem, de God van je vader Abraham en de God van Isaäc. Het land waarop je nu ligt te slapen zal ik aan jou en je nakomelingen geven etc."
Min of meer gelijke woorden hebben ook al geklonken voor grootvader Abraham en vader Isaak. De Eeuwige bevestigt hiermee de positie van Jacob als hoeder en doorgever van Abrahams erfenis. Isaak had bij het vertrek van zijn zoon deze positie ook al erkend (aan het slot van de vorige parasja, Ber/Gen 28:1 ev). Hoewel volgens de bijbelse leeftijd Jacob toch minstens veertig moet zijn geweest, lijkt hier bij Bet El de inwijding van een jongeman plaats te vinden, middels een openbaring, die eerst nu pas de zoon op het pad van een volwassen man brengt en op de weg van zijn bestemming 2 .
Bij de put
Een tweede fase wordt ingeleid door het prachtige verhaal van Jacobs ontmoeting bij de put met Rachel, voor wie hij onmiddellijk in liefde ontvlamt. Het blijkt de dochter van zijn oom Laban, de zoon van Abrahams broer Nachor. Jacob maakt kennis met zijn oom, die niet bepaald het toonbeeld van gastvrijheid blijkt te zijn. Laban – volgens Rasji teleurgesteld omdat Jacob helemaal geen kamelen of juwelen bij zich had, arm als hij was – blijkt een karakter te hebben dat niet bepaald getuigt van eerlijkheid, grootmoedigheid of gastvrijheid. Hij vraagt onmiddellijk of zijn neef voor hem wil werken. Jacob vraagt in ruil voor zeven jaar arbeid om als loon te mogen trouwen met de mooie Rachel, en hij preciseert voor de zekerheid: ‘uw jongste dochter (bitcha haketana), want zoals de midrasj waarschijnlijk terecht veronderstelt, Jacob vertrouwde zijn lepe oom toen al voor geen cent. Er was immers nog een oudere dochter Lea, waar Jacob niet op viel, een meisje wier ogen ‘rachot' waren – soms vertaald als dof, soms vertaald als zacht. (Rasji vermeldt in de midrasj, dat dat was omdat zij zich als oudere dochter tot haar verdriet gereserveerd voelde voor de oudere neef Esau).
De bedrieger bedrogen
Na zeven jaar werken – die voorbij gingen ke-achadiem jamiem , als ‘enige dagen' – eist Jacob Rachel op en waarachtig, als de huwelijksnacht voorbij is blijkt de kersverse bruid niet Rachel te zijn, maar de niet geliefde Lea, die waarschijnlijk de maniertjes van Rachel heeft afgekeken.
Nadat Esau door Jacob is bedrogen, is nu de bedrieger bedrogen, een koekje van eigen deeg.
De midrasj laat Lea op die ochtend van desillusie op Jacobs verwijt naar Laban zeggen, ‘mijn vader een bedrieger? En wie zei op de vraag van een vader: ben jij Esau?, ja ik ben Esau uw eerstgeborene?' Meteen een eerste ruzie met woorden waar Jacob niet van terug heeft. Gelijke munt. Boontje komt om zijn loontje. In Laban heeft Jacob in het spel van misleiding zijn evenknie gevonden. Laban zegt ter verontschuldiging, dat het op deze plaats (bimkomo) niet de gewoonte is om eerst de jongere weg te geven. Op deze plaats? Is het dan elders wel de gewoonte, dat de jongere voorrang krijgt op de oudere? De geleerden vermoeden, dat Laban hier een bedekte toespeling doet op de verwisseling van geboorterecht, die Jacob met Esau heeft gepleegd. 3 Jacob krijgt na Lea ook Rachel, maar voor haar moet hij voor de prototypische uitbuiter die zijn oom is weer zeven jaar werken.
Een belangrijk deel van de parasja gaat over de ingewikkelde verstandhouding van de man met de twee vrouwen in zijn leven, zijn diepe hartsliefde voor de ene vrouw, Rachel, en het verstandshuwelijk met de andere vrouw, Lea. Met de twee vrouwen en de twee bijvrouwen Bilha en Zilpa krijgt hij gedurende zijn diensttijd bij Laban elf zonen en een dochter.
In de loop van lange jaren wordt hij een welvarend man ondanks de listen van de sluwe Laban, die Jacob in zijn macht wil houden, en dankzij zijn eigen listige tegenzetten. Na twintig jaar trouwe dienst ontsnapt hij aan de greep van zijn oom en aanvaardt hij met zijn hele gezin en met zijn enorm gegroeide bezit aan knechten en vee de terugtocht naar het land van zijn vaderen. Er volgt nog een laatste ontmoeting en verzoening met Laban. Intussen trekt zijn broer Esau hem tegemoet, met - naar Jacob met angst en beven vermoedt - bepaald geen zachtzinnige plannen Dan is een nieuw bedrijf in het drama van de twee broers aangebroken, dat in de volgende parasja Wajisjlach wordt uitgespeeld.
Noten
1. Verschillende commentaren op de parasja Wajetsee zijn te vinden in mijn boek REIZEN DOOR DE TORA, deel 1 Genesis en Exodus, en op mijn website
2. Dankbaar is gebruik gemaakt van Leibowitz Nechama: Studies in Bereshit/Genesis, WZO, Jeruzalem, 1981, 4e ed., p. 317 ev
Herzien november 2022