De sjabbat die valt in de week van Soekot is een bijzondere sjabbat, sjabbat Chol Hamoed Soekot. Dan worden in plaats van de te verwachten parsje van de week een paar stukken uit de parasja Ki Tisa gelezen, Exodus/Sjemot 33:12 - 34:26 met als Haftara de beroemde passage uit Jechezkel/Ezechiël over de vallei vol beenderen die weer levend lichaam worden.
Soms wordt ook Kohelet/Prediker gelezen.
Soekot staat in het teken van lichtheid en vreugde. Uitdrukkelijk zegt de Tora: we-hajta ach sameach (Deut. 16:15), je zult volkomen blij zijn. Een van de andere namen van het feest is: chag simchatenoe, feest van onze blijdschap. Na de dagen van inkeer, vernieuwing en verzoening, die Rosj Hasjana en Jom Kippoer inhouden, vormt Soekot een vreugdevolle afsluiting en luidt eerst waarachtig een nieuwe jaarcyclus in.
Vreemd is het, dat juist dan het boek Prediker/Kohelet wordt gelezen, waarin de schrijver – naar men zegt de oude Sjlomo Hamelech (koning Salomo) – zijn vaak sombere visie op het leven geeft. Al naar gelang de eigen geaardheid van de lezer kan men hem een cynicus, een pessimist, een melancholicus, een depressieveling, een relativist of een realist noemen, maar een blije optimist die toch beter bij Soekot zou lijken te passen, is hij toch niet.
De rabbijnen hadden moeite met het boek, dat niet echt leek te passen in de rechtzinnige overtuigingen, die de andere boeken van de Tanach propageren. Op het nippertje is het dan ook in de canon toegelaten (met als concessie, dat misschien de laatste twee verzen, die oproepen tot vrome navolging van de geboden, zijn toegevoegd (Koh. 9:13, 14)).
Gelukkig maar, want hoe diepzinnig en poëtisch zijn de wijsheden verwoord van een kennelijk oude man, die de toppen en de dalen van het leven heeft meegemaakt. En wat de bejaarde koning over vrolijkheid en vreugde te zeggen heeft is de moeite waard om ter harte te nemen.
Goed beschouwd is het boek een worsteling van een mens op zoek naar de zin van het leven, die tot zijn grote verdriet tot de conclusie komt, dat het een mens niet lukt die te ontdekken. Het is alles leegte, niets dan leegte. Het besef van de dood maakt alles betrekkelijk en dat dwaasheid en onrechtvaardigheid vaak de overhand hebben is verbijsterend en maakt moedeloos. Rijkdom en bezit als doel van het leven blijkt op zich een mens geen vervulling te geven. De prediker heeft het allemaal zelf onderzocht, macht en rijkdom heeft hij vergaard, zich ondergedompeld in de vrolijkheid van de wijn en hij heeft persoonlijk ook de dwaasheid beproefd, maar de conclusie was: Vrolijkheid, zei ik tegen mezelf, is niet meer dan dwaasheid. En waar leidt vreugde toe? (Koh. 2:2).
Kennelijk heeft de ervaring van zinloosheid bij Kohelet tot een zware depressie geleid. Ik kreeg een afkeer van het leven. Elke bezigheid onder de zon ging me tegenstaan, want het is niet meer dan lucht en najagen van wind. (Koh. 2:17).
Maar als oudere mens is hij die diepgaande crisis toch te boven gekomen, want te midden van die vruchteloze zoektocht naar zin en betekenis heeft de vrolijkheid een nieuwe vorm gekregen. Dat de mens zelf geen zin in de schepping kan ontdekken, hoeft niet te verhinderen, dat hij daarom niet kan genieten.
Ik heb vastgesteld dat voor de mens niets goeds is weggelegd, behalve vrolijk te zijn en van het leven te genieten. Want wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet van al het goede dat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. (Koh. 3 12-13)
Een onomwonden oproep om van het leven te genieten klinkt in Kohelet 9:7-9: Dus eet je brood met vreugde, drink met een vrolijk hart je wijn. God ziet alles wat je doet allang met welbehagen aan. Draag altijd vrolijke kleren, kies een feestelijke geur. Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven. Het bestaan is leeg en vluchtig en je zwoegt en zwoegt onder de zon, dus geniet op elke dag. Het is het loon dat God je heeft gegeven.Zo zijn er meer passages aan te halen, waarin het in vreugde genieten van het leven toch de voorkeur krijgt boven het in verdriet en depressie ter neerzitten.
Er is kennelijk sprake van twee soorten vreugde, die in de boodschappen van de oude koning meespreken. De eerste soort zijn de korte vreugden van de wijn, de pleziertjes, waarmee je in de jacht naar een comfortabel leven, naar amusement of erkenning en eerbetoon de leegte tracht op te vullen.
Met genieting is echter niks mis, als ze gepaard gaat met twee essentiële zaken: Dankbaarheid voor de gaven die je in het leven toevallen en die je door het lot – of als je gelovig bent door God - zijn toebedeeld, maar die ook weer kunnen worden weggenomen.
Bewustzijn van de eindigheid van het leven en het besef, dat verlies onvermijdelijk is, dat de dood altijd op de achtergrond aanwezig is, dat bitter besef, dat van harte ons tot het vergieten van vele tranen kan brengen, kan de ruimte scheppen voor een diepere vreugde om het leven; dat is de vreugde van de wijze, een blijdschap met een diepe ondergrond, een genieting, die altijd een bitterzoete smaak heeft. Er is een tijd om te huilen en er is een tijd om te lachen.
Dat is ook de betekenis van de ogenschijnlijk tegensprakige woorden in Kohelet 7: 2-4.
Het is beter dat je naar een huis vol rouw gaat dan naar een huis vol feestrumoer, want in een huis vol rouw eindigt iedereen. Dat neme ieder mens zijn leven lang ter harte. Je kunt beter droevig zijn dan vrolijk, want bij een droevig gezicht maakt het hart het goed. De gedachten van de wijze zijn graag in een huis vol rouw, die van de dwaas in een huis vol plezier.
Ik moet dan denken aan de gevoelens, die je kan hebben als bijwoner van een begrafenis, paradoxale gevoelens van verdriet, compassie en besef van de fundamentele waarheid van de dood, die het hart verruimen en een diepe blijdschap niet hoeven uit te sluiten.
Misschien is dat een van de zaken, die Soekot en Kohelet samen ons vertellen: Wees blij, maar vergeet nooit dankbaar te zijn. Geniet van de resultaten van je werk, maar besef, dat het leven niet maakbaar is. Wees verheugd, maar ‘memento mori'.
RC herzien 2021 (citaten NBV)