De ‘nieuwe wisselwerking’ tussen de aarde en ons

De ‘nieuwe wisselwerking’ tussen de aarde en ons

door Henk Manschot en Wim Reedijk op 21 mei 2021

Voor deze week schreven Henk Manschot en Wim Reedijk over de nieuwe wisselwerking tussen de aarde en ons elkaar enkele brieven. Ze nodigen uit tot reflectie en dialoog. Wil je reageren, dan kun je dat doen door je reactie te sturen per e-mail.

Henk Manschot doceerde filosofie aan de Katholieke Theologische Hogeschool (later: Universiteit) Utrecht. Daarna tot zijn emeritaat was hij hoogleraar filosofie en ethiek aan de Universiteit van Humanistiek. In 2016 verscheen zijn boek over Nietzsche: Blijf de aarde trouw, pleidooi voor een nietzscheaanse terrasofie (Vantilt/Boom). Email: h.manschot@uvh.nl

Wim Reedijk is judaïcus en promoveerde aan de VU op de Bijbelhermeneutiek van de woestijnvaders. Vanaf 1996 werkte hij als gemeentepredikant (PKN) en ging in 2015 om gezondheidsredenen met emeritaat. In 2019 schreef hij Zonder broederschap geen vrijheid en gelijkheid, essays over bewogenheid (KokBoekencentrum). Email: w.m.reedijk@gmail.com

Eerste Ronde

Beste Henk,

PaRDeS heeft een lange traditie van samen leren. Voor een van de oprichters, rabbijn Yehuda Aschkenasy, was dat iets vanzelfsprekends. Echte dialoog verrijkt leraar en leerling. We willen iets vergelijkbaars doen, op schrift. Overigens niet anders dan om anderen tot een soortgelijke dialoog uit te nodigen. De kwesties die we ter sprake willen brengen deze week, gaan over onze plaats in de wereld, onze relatie met de natuur/de aarde/de biosfeer. Allebei hebben we ervaring met onderwijs. We willen ook iets delen over de noodzaak van een nieuwe omgang met studenten. En over onze keuzes in het leven. Ik wil nu alvast opbiechten dat Trees en ik al heel lang proberen ‘verantwoord te eten’, dat ik vegetariër ben, maar wel vis eet.Visconsumptie is een inconsequentie die ik mezelf tot nog toe toesta, ofschoon ik nu door Peter Singers opstel If fish could scream (2010) overweeg daarmee te stoppen. De lamheid van mijn excuus was me al langer duidelijk. Bij Singer ontbreekt elk gemoraliseer. Wat ik heel knap vind.

Over Nietzsche’s oproep om de aarde trouw te zijn schreef je een boek. In het verlengde daarvan verscheen een artikel van jouw hand in het bij PaRDeS uitgegeven boek: Zorg voor de aarde, herstel van de wereld, waaruit ik twee dingen oppik: de ‘stilte van de zee’ en de vele dieren die in het werk van Nietzsche voorkomen. Eerst de stilte. Nietzsche schreef: ‘Nu zwijgt alles. De zee ligt er wit en glanzend bij. Ze kan niet spreken…’ Hij rondt af met ‘Deze ontzaglijke zwijgzaamheid die ons plots overvalt, is wonderschoon en indrukwekkend.’ Nietzsche ontdekte hoe nieuw en verrassend de aarde zich voor hem opende. ‘Duizend paden zijn er die nog nooit bewandeld zijn, duizend gezondheden en verborgen eilanden van het leven. Onuitgeput en onontdekt is nog altijd de mens en de mensenaarde.’ Dit roept bij mij iets op van hoe weinig we weten, dat veel voor ons verborgen is, dat we zo onwetend zijn terwijl wij onszelf homo sapiens noemen. Hoe onwetend acht jij je?

Nietzsche noemt veel diersoorten (meer dan 120). Er is geen filosoof die zo vaak dieren opmerkt.

Ik was al op vroege leeftijd door de studie van de natuur gegrepen. Het had maar een haar gescheeld of ik was biologie gaan studeren. Nog altijd kom ik ogen en oren te kort als ik buiten loop. Heel vaak zie ik dat dieren naar me kijken (niet alleen naar mij natuurlijk). Laat ik aannemen dat dit ook is omdat ze moeten anticiperen op alles wat hen bedreigen kan. In de wijze waarop ze met me omgaan zie ik ook verschillen. Onder kraaien en kauwen bespeur je brutale, schuchtere of ronduit nerveuze vogels. Het zijn allemaal labels, maar als je zulke beesten langer en vaker ziet, ga je ze echt kennen, en ik verbeeld me dat het ook omgekeerd het geval is. Heb jij een relatie met dieren, planten, bomen? Heeft Nietzsche daarin verandering gebracht?

Recent zaten Trees en ik in de tuin. Onze buurvrouw had een kleindochter met haar vriend op bezoek die voor haar een hortensia gingen planten. Haar kleindochter begon te graven en week terug: ‘gètsie een vies insect.’ Niet afgeschrikt snelde ik toe om het dier voor haar te verplaatsen toen ik zag dat ons insect een regenworm was. Mijn kennis van wormensoorten bracht haar niet af van haar oordeel dat het gewoon een vies insect was. Ik zag ervan af mijn college uit te breiden met Charles Darwins prachtige boek over wormen. Hij schreef dat er zonder wormen geen stofwisseling in de grond was waaruit het gewas voortspruit dat wij kunnen eten.

Hoe vervreemd zijn stedelingen die we allemaal in mindere of meerdere mate zijn geworden (urbanisering)? Welke wegen zie je om met de aarde in een nieuwe (gezonde) wisselwerking te treden?

Beste Wim,

Hoe wonderlijk dat het Leerhuis Online ons opnieuw in gesprek brengt met elkaar! Ieder met veertig levensjaren erbij. We zaten aan het begin van de jaren ’80 in dezelfde vakgroep wijsbegeerte van de Theologische Faculteit in Utrecht waar protestantse en katholieke denkers zo vanzelfsprekend met elkaar spraken. De wijze professor Hannes de Graaf leefde nog, een van de oprichters van de PSP, de Pacifistisch Socialistische Partij en Vincent Brümmer, gevlucht voor het apartheidsregime in Zuid-Afrika (Hij stierf op 30 maart van dit jaar). Zij gaven ieder van ons de ruimte om vrij en vooral helder te denken. En wie herinnert zich niet de rijzige Theo Zweerman die als denkende broeder Franciscus zich helemaal thuis voelde in dit oecumenische milieu. Een bont gezelschap van filosofen zat er bij elkaar – bijna allemaal mannen toen nog - bont in theologische zin, van orthodox tot vrijzinnig, bont in filosofisch opzicht, maar ook bont wat betreft hun politieke passies. Zelf zat ik in de onstuimige hoek waar christendom en socialisme elkaar probeerden te vinden, zoals je je wellicht herinnert en waar Nietzsche als spelbreker binnenkwam. Toen al. Elders in het gebouw gaf rabbijn Yehuda Aschkenasy zijn inspirerende onderwijs. Het is lang geleden - en voor jongeren lijkt het wellicht op jeugdsentiment – maar ik heb sindsdien in de academische wereld nooit meer een groep getroffen die zo uiteenlopend en tegelijkertijd zo loyaal naar elkaar was, gedreven door eenzelfde passie: goed onderwijs en een open debat over wat nodig is voor een vitaal, levend christendom in de moderne samenleving. Als wij toen onze zin hadden gekregen dan zou er nu in Utrecht een faculteit hebben gestaan waar alle levensbeschouwingen, niet alleen de christelijke, gezamenlijk hun opleiding zouden hebben gevestigd, om de studenten van alle gezindten van begin af aan met elkaar in dialoog te leren gaan. Het moest de eerste open en pluralistische levensbeschouwelijke faculteit in de wereld worden! Maar andere belangen hebben het spel gewonnen. En dat heeft, in mijn ogen, uiteindelijk alleen verliezers opgeleverd. Gelukkig draagt PaRDeS de fakkel verder.

Nietzsche heeft me sindsdien niet meer losgelaten. De reden is dat bij Nietzsche, in tegenstelling tot onze tijd, de wending naar de aarde en de natuur niet de reactie is op een dreiging die vanuit de toekomst op ons afkomt. Niet óver-leven is bij hem de drijfveer maar herontdekken wat léven inhoudt. Hij ging wandelen in de natuur, elke dag opnieuw, ontdekte ik. Ik heb dat sindsdien ook weken achter elkaar gedaan, alleen, met zijn teksten op zak. Die verbinding van wandelen en lezen, van aandachtig en open de natuur op je laten inwerken en tegelijkertijd alle emoties en gedachten toelaten die dan in je opkomen. Dat werd voor mij een nieuwe manier van leven. Ik was verrast toen ik ontdekte hoe Nietzsche helemaal losging in de buitenlucht en zonder schroom alle indrukken op zich af liet komen en zijn fantasie de vrije loop liet. ‘Dat ik genees aan deze ervaringen, dat ik mij vrolijker voel, sterker, uitbundiger, rijker en zin krijg om te gaan dansen….. ‘. Dat enthousiasme, dat plezier, die gelukservaringen, dat raakte me. Ik had het gevoel dat zo het beste in hem en in mij werd aangesproken. Ik genoot van zijn lichtvoetige boosaardigheid, van de manier waarop hij dieren portretteert, hoe hij van koeien het in de zon liggen leert als een vanzelfsprekende bron van geluk en plezier. De wending naar ‘de aarde’, of liever nog zijn ‘bekering’ naar een meer aardse, meer natuurgevoelige manier van leven krijgt bij hem iets lichtvoetigs en vrolijks. Waar in de huidige tijd de sombere voorspellingen over de toekomst van de mensen op aarde bijna vanzelfsprekend leiden naar de oproep om ingrijpende veranderingen aan te brengen in onze levensstijl - en dat blijft uiteraard heel belangrijk – leerde ik van Nietzsche om niet bij die gedachten te beginnen, niet bij wat we nu moeten doen en moeten laten, maar om eerst te ontdekken hoe wonderlijk, kostbaar, verrassend, gul en genereus de natuur is. En hoe mysterievol. Soms liep ik zelf ook te zingen op die wandelingen, als er niemand anders in de buurt was dan alleen de dieren, de bomen en de luchten. En tot mijn eigen verbazing kwamen de woorden van het zonnelied van Franciscus dan spontaan naar boven. Hoe vaak had ik dat lied vroeger niet gezongen. ‘Geloofd zijt gij om broeder zon en zuster maan, om sterren die in het luchtruim staan. En om de aarde die ons voedt en kruid en bloemen groeien doet… Geloofd zijt gij om broeder vuur, die edel is en sterk en puur. Geloofd zijt gij om heel uw aarde.’

De oorspronkelijke Italiaanse tekst is nog veel mooier. In je brief lees ik hoe persoonlijk jij geraakt was door de wereld van de natuur en van de dieren. Hoe je opnieuw geniet van de ‘brutale, schuchtere of ronduit nerveuze vogels’ die je onder de kraaien aantreft. Uit de manier waarop je erover schrijft blijkt hoe dierbaar en voedend zo’n aandacht voor dieren is. Hoe is die gevoeligheid verbonden met je christelijke wortels, met je huidige manieren van christen zijn? 

Van Nietzsche is vooral bekend hoe hij zich moest losmaken van ‘de God van zijn vaderen’. Hij beleefde zijn christelijke opvoeding als een obstakel, een gevangenis waaruit hij zich moest bevrijden. Een uiterst pijnlijk proces voor hem. Ik herken me minder in die kritiek.  Maar mij raakt des te meer hoe hij in datzelfde proces radicaler dan wie ook op zoek ging naar een ‘aards’ leven dat hemzelf en alle mensen echt gelukkig zou kunnen maken. Waar sta ik in dit opzicht, vroeg ik me af?  Sta ik niet op het punt om de omgekeerde weg te gaan? In mijn doen en laten ben ik als het ware weggegleden uit de katholieke leefwereld en uit de religie, zoals zo velen van mijn generatie. Maar in mijn huidige zoeken hoe me te verbinden met de genereuze en tegelijkertijd overweldigende zwijgzaamheid van de aarde voel ik me veranderen. Zou het toelaten van de diepste verlangens die in mij worden aangesproken als ik alle leven op de Aarde serieus probeer te nemen, mijn weg kunnen worden naar een nieuwe ‘spiritualiteit’ (ik hou niet zo van dat woord maar heb geen betere)? En zou zo ook het beste terugkeren van wat ik in mijn religieuze levensfase heb meegekregen? Waar sta jij op dit punt?

Tenslotte, er valt nog veel meer te zeggen over wat goed is om te doen. Maar daarover een volgende keer.

Ik zie uit naar je reactie.

Hartelijke groet.

Henk

Tweede Ronde

Beste Henk,

Je roept zoveel mooie herinneringen op uit de periode dat we elkaar meemaakten in de vakgroep wijsbegeerte en ethiek waarin zo’n bont gezelschap zo vruchtbaar samenwerkte. Nu weten we nog beter hoe weldadig dit was. We leven in een tijd waarin excelleren een toverwoord is en beweerd wordt dat concurrentie het beste van onszelf naar boven haalt. De behoefte tot scoren staat haaks op wat leren zou moeten zijn. Hoe anders wordt de omgang tussen collega’s en die tussen docent en student als er sprake is van dialoog en we elkaar en de wereld ongepantserd tegemoet treden. Op dit punt komen we beslist terug.

Laat ik je direct vertellen dat ik geroerd ben door wat er gebeurde toen je letterlijk uit wandelen ging met teksten van Nietzsche in je ransel. Door je bloot te stellen aan de elementen ervoer je een lichtheid en levenslust die met die van Nietzsche correspondeerde. Dit gebeurt er als we de vreugde van het volle leven aan ons toelaten. Maar misschien is het beter te spreken van toestaan, want dat toelaten gaat niet vanzelf. Nietzsche moest zich “losmaken van ‘de God van de vaderen’”. Dat moet hem onnoemelijk veel hebben gekost. Maar zijn strijd was ook geboren uit iets positiefs, een verlangen naar geluk, lees ik bij jou. De hang naar geluk is het jodendom en christendom bekend. Het Psalmenboek begint met de woorden: Gelukkig (!) is de mens die niet meegaat met wie kwaad doen, enzovoorts. En vervolgens wordt er gezegd dat geluk gevonden wordt in degene die de wet van de HEER dag en nacht overweegt. Zo iemand ‘zal zijn als een boom, geplant aan stromend water. Op tijd draagt hij vrucht, zijn bladeren verdorren niet. Alles wat hij doet komt tot bloei.’ Het is beslist niet toevallig dat de gelukkige vergeleken wordt met een aan de natuur ontleend beeld. Geen passender beeld! Maar voor velen werd en is godsdienst een kluister die ze kwijt willen. Maar zijn we zonder zoveel beter af? Ontdekte Nietzsche niet dat op eigen kracht verder een weg was waarop we nog weinig voortgang geboekt hadden? Is de dramatische verslechtering van de biosfeer ook een gevolg van de stelselmatige overschatting van de mens die zichzelf redt? Hoe goed kennen we onszelf?

Door te breken met de God van zijn vaderen stond Nietzsche figuurlijk ook op tegen zijn toen al overleden vader, die dominee was. Toevallig ben ik ook dominee geworden. Heb ik breuken gekend, strijd geleverd? Zaten God of kerk mij niet bij tijden dwars? Ik weet inmiddels dat zonder authentiek levende gelovige broeders en zusters elke levensbeschouwing theorie blijft. Zulke mensen waren voor mij onmisbaar. Geen geloof of het is aangevochten. Misschien begint fanatisme waar het vermogen om te aarzelen slijt.

Twee jaar geleden verscheen Zonder broederschap geen vrijheid en gelijkheid waarin ik het gemis aan broederschap in onze tijd analyseer. Voor vrijheid en gelijkheid voor alle mensen is sinds de Franse revolutie gestreden maar broeder- en zusterschap raakte uit beeld. In ons eerste contact vroeg je me of ik dieren in mijn boek noem en ze tot mijn broeders en zusters reken. Je refereerde toen aan Franciscus’ zonnelied wat je nu opnieuw doet in je brief. De ecologische crisis die we nu meemaken, en de verwoesting van grote stukken van onze planeet, komen zeker aan bod in mijn boek, maar ik noem dieren en planten en bomen nergens mijn broeders en zusters. Ik voel me beschroomd om dat hardop te doen. Dat heeft te maken met hun vreemdheid. Ze leven net als wij maar ze zijn ook zo soeverein anders. Wie ben ik om dit leven op een lijn met mezelf te stellen?

Dat ontzagwekkende van de natuur is typerend voor Nietzsche leer ik van jou. Nietzsche hield zich vaak en graag op in de buurt van de zee. De zee is voor mij van zo’n onvoorstelbare grootheid waartegenover ik niets heb in te brengen maar me niet van mijn waardigheid berooft. Theo Zweerman, die je in herinnering roept, is voor mijn geloofsontwikkeling van groot belang geweest. Hij verwees vaak naar het zonnelied waarin Franciscus God als schepper looft. Zijn lied begint bij diens grootheid maar eindigt met nederigheid. Door Theo leerde ik juist in Gods nederigheid zijn grootheid te zien.

Ik heb ondertussen besloten geen vis meer te eten. Peter Singer schrijft in Animal liberation dat de meeste mensen de argumenten tegen het eten van vlees begrijpen, maar het opgeven van aangename gewoonten vraagt wilskracht. Eten van vlees is te vergelijken met een verslaving. Hondsmoeilijk om ermee te stoppen. Daarnaast zien we onze zwakheden graag door de vingers. Is de activist Singer milder geworden of wijzer?

Laat ik mijn brief eindigen met waarmee je opende: Nietzsches wending naar de aarde start bij een ervaring van de aarde als gul en genereus. Bij Nietzsche wordt dus niet gesomberd over onze levensstijl. Ook worden onze tekortkomingen niet gelegd tegen de maatlat dat we ons snel moeten bekeren anders gaan we naar de verdoemenis.

Ik lees Bruce Marshalls roman The world, the flesh, and father Smith van net na de Tweede Wereldoorlog. Daarin worstelt de hoofdpersoon met zijn parochianen en de moderne wereld voor wie de kerkelijke invulling van de deugden verder weg komt te liggen. Moet hij de zonden onder de aandacht brengen of juist de vergeving en het appel van een genereuze hemelse vader? Vader Smith moet zichzelf overtuigen dat de tweede weg eigenlijk de betere is. Maar hoe de balans te vinden?

Leading by example. Het goede voorbeeld geven, in rond Nederlands. Wordt ons dat ook niet voorgehouden?

Nou, Henk, dat was het voor vandaag. Ik kijk uit naar je volgende brief.

Hartelijke groeten

Wim

Beste Wim,

Ik herken me wel in het dilemma van Father Smith. De roman zelf ken ik niet maar Father Smith zal zijn dilemma, vermoed ik, met de nodige humor en zelfspot voorleven. Zijn dat immers niet de onmisbare ingrediënten voor leadership by example? Maar, voordat ik daarover verder ga nog een laatste opmerking over Nietzsche, want bij Nietzsche trof ik een soortgelijk dilemma aan. Aan de ene kant de noodzaak tot een radicale kritiek op de moderne levenswijze. ‘De aarde heeft een huid, die huid heeft ziekten. Een van die ziekten is bijvoorbeeld de (moderne) mens’ laat hij zijn alter ego, Zarathustra, zeggen. Hij spaart zijn lezers niet als hij ‘ons modernen’ ons falen onder ogen brengt en uitlegt hoe diep dit in ons wortel geschoten heeft. De ergste ziekte van de moderniteit is, aldus Nietzsche, dat ze aanspraak maakt op redelijkheid en waarheid maar in feite de mens vervreemdt van de levende aarde. Maar bij hem is vergeven niet de eerste optie. Wat is zijn alternatief? De uitweg die Nietzsche uitprobeert - het Duitse woord Versuch, ‘uitproberen’, is een sleutelterm in zijn denken- heeft veel weg van wat jij leading by example noemt. In zijn meest bekende boek Aldus sprak Zarathustra laat hij de hoofdpersoon een ‘bekering’ doormaken die eindigt met een haast onmogelijke opdracht aan zichzelf en aan zijn leerlingen: schep een nieuwe, een betere, een echt natuurvriendelijke cultuur. Maar, voegt hij eraan toe: ‘Dit is mijn weg. Wat is die van jullie? Want dé weg, die is er niet.’ Dat betekent bij hem zoveel als: creëer je eigen weg en neem daar verantwoordelijkheid voor. Het is deze combinatie van maatschappijkritiek, persoonlijk engagement en creatieve, niet moraliserende openheid die mij zeer aanspreekt. Samen met de overtuiging dat we daartoe alleen in staat zijn als de voedingsbron daarvan een telkens opnieuw hervonden ‘élan vital’ is, een echte ervaring van geluk en leven die – en ook dat is Nietzsches diepste overtuiging – ons telkens geschonken wordt.

Genoeg over Nietzsche, over mijn lezing van Nietzsche, moet ik er misschien bijzeggen.

In je brief vertel je over jouw weg. Over je besluit om geen vis meer te eten. Al in je eerste brief kaartte je dat onderwerp aan. Je schreef: ‘Ik wil nu alvast opbiechten dat Trees en ik al heel lang proberen ‘verantwoord te eten’, dat ik vegetariër ben maar wel vis eet. Visconsumptie is een inconsequentie die ik mezelf tot nog toe toesta. (…) Maar de lamheid van mijn excuus was me al langer duidelijk. Bij Peter Singer ontbreekt elk gemoraliseer.’ Ik vind dat bewonderenswaardig en overtuigend. Duidelijk wordt ook dat dit besluit staat voor veel meer. Voor je engagement om zelf stappen te zetten en van levensstijl te veranderen. Een biologisch verantwoorde manier van eten is voor jou en voor velen een belangrijk onderdeel geworden van hún weg naar een nieuwe manier van leven. Voor mij geldt hetzelfde, aangevuld met het bewuster worden van de impact die reizen heeft en onze manieren van wonen. Bij het evalueren en transformeren van de eerste levensbehoeften beginnen de eerste echte veranderingen, denk ik. Vele kleine stappen zullen een grote beweging creëren… hoop ik.

Je schreef ook: ‘Ik weet inmiddels dat zonder authentiek levende gelovige broeders en zusters elke levensbeschouwing theorie blijft. Zulke mensen waren voor mij onmisbaar’. Opnieuw een illustratie hoe belangrijk leading by example voor jou is, met als voorbeeld de franciscaan Theo Zweerman. Voor mij geldt dat niet minder. Maar, voor ik je iets vertel over de man die voor mij op het ogenblik een belangrijke gids is geworden, wil ik even stilstaan bij je boek Zonder broederschap geen vrijheid en gelijkheid. Ik heb het net in huis en nog alleen de eerste essays gelezen. Mooi geschreven! Verhelderend vond ik hoe je belicht - kort door de bocht geformuleerd - dat de motivatie tot broederschap vanaf het begin van onze geschiedenis verweven is met het opkomen voor de armen. Dát precies onderscheidt het christendom van de klassieke Griekse en Romeinse cultuur die deze relatie niet legt, zeg je. En je beschrijft vervolgens vanuit vele perspectieven waarom deze voor jou zo centrale waarde in het verdere verloop van de geschiedenis steeds opnieuw uit het vizier verdwijnt. Ik vermoed dat in de rest van je boek duidelijk zal worden hoe broederschap en een echte betrokkenheid bij ‘de armen’ ook in deze tijd elkaar veronderstellen. Tijdens mijn ecologische zoektocht kwam ik die kwestie op een onverwachte manier tegen. En wel door de volgende uitspraak: ‘De schreeuw van de aarde en de schreeuw van de arme is dezelfde schreeuw’.

De uitspraak is van Paus Franciscus, zoals je weet. Ze vormt de rode draad van zijn encycliek, zijn rondzendbrief Laudato si’. De kracht en de bondigheid van die uitspraak raakte me. In maart 2013 had Jorge Mario Bergoglio zich aan de wereld gepresenteerd als de nieuwe paus. Hij stond er zonder de gebruikelijke tekenen van pauselijke macht, maakte duidelijk dat zijn sobere hotelkamer zijn verblijf zou worden, en verraste vriend en vijand toen hij als naam koos: Franciscus. Een signaal. Ik had mijn vertrouwen in de kerkelijke leiding al enige tijd opgezegd en was andere wegen gegaan. Maar hier stond een man die mijn hart raakte. Hij wist de kooltjes die onder de as van mijn leven nog niet alle warmte hadden verloren weer aan te blazen. In de encycliek Laudato si’ uit 2015 schrijft hij dat hij die naam vooral gekozen heeft ‘als gids en inspiratie’: omdat Franciscus van Assisi de armen in beeld brengt en hun lot verbindt met dat van de aarde in zijn geheel (par 10,11,12). Op vele manieren wordt het ‘intieme verband’ blootgelegd tussen onze omgang met de planeet en met ‘de armen’. ‘Tegenwoordig kunnen wij er niet onderuit te erkennen dat een ware ecologische benadering altijd een maatschappelijke benadering wordt, die de gerechtigheid moet integreren in de discussies over het milieu, om zowel naar de schreeuw van de aarde als naar de schreeuw van de armen te luisteren.’ (par 49) Paus Franciscus roept alle religies en heel de wereld op om een ‘integrale ecologie’ te ontwikkelen; hij spaart zichzelf en zijn eigen kerk niet in zijn kritische analyses en zet zich scherp af tegen de ‘wegwerpmaatschappij’ en tegen politici die muren oprichten in plaats van slechten. Integrale ecologie, het in elkaar weven van onze ecologische en onze sociale voetafdruk tot een eco-sociale voetafdruk, hoe trefzeker vind ik deze oriëntatie voor de toekomst!  Maar hoe moeilijk om daaraan vorm te geven. Nietzsche heeft geen voelsprieten gehad voor deze problemen, Waar de kwetsbare mens ter sprake komt in zijn werk, daar gaat het meestal om psychologische kenmerken van te afhankelijk gedrag of over gebrek aan trots en zelfrespect. Met armoede als teken van onrechtvaardigheid en sociale uitsluiting heeft hij zich niet beziggehouden. Ik zou dat zijn pijnlijkste blinde vlek willen noemen, voortgekomen uit zijn fascinatie voor sterke en krachtige figuren die willen excelleren! Het is een fascinatie die gemakkelijk kan ontsporen, zoals je in je opening memoreert. De dialoog over broederschap, armoede en ‘Blijf de aarde trouw’ zou ik graag met je voortzetten nu onze bijdrage aan het Leerhuis Online zijn afronding bereikt.

Aan jou het laatste woord!

Hartelijke groet,

Henk

Derde Ronde

Beste Henk,

Wat nog rest is de beantwoording van de vraag waar we goed aan doen als het gaat om de zorg voor de aarde. We zijn ons bewust dat we zelf keuzes moeten maken die we niet een ander kunnen opleggen. Toch zal de eco-sociale voetafdruk kleiner moeten worden in het rijke deel van de wereld. Dat kan niet bij woorden alleen blijven. En zoals we elkaar schreven, we hebben voor onszelf al stappen gezet, consequenties getrokken, en wie weet wat we nog meer zullen doen of laten.

Een kwestie hebben we laten liggen: dat was de vraag over leraarschap, de relatie leraar-leerling, het nieuwe leren. Bij de voorbereiding over de telefoon vroeg ik je of je, als je nu aan het begin van je docentencarrière zou staan, het leraarschap anders zou invullen dan toen. Je bedachtzame stem veranderde van toon en met kracht zei je: ‘Zeker zou ik het anders doen’. Daarover had ik nog wel het een en ander willen horen, maar ik heb wel een vermoeden. Laat ik je tot slot schrijven wat ik voor me zie. In de syllabus hebben je studenten kunnen lezen dat jouw colleges beginnen met een wandeling. En daar gaan jullie. De fietsen worden geparkeerd op enkele kilometers van de kust om het laatste stuk door de duinen te wandelen: de geleidelijke verandering van het landschap bespeuren, de dieren en vogels zien, en het geluid van de branding al van verre horen. En dan voordat jullie je neerzetten om Nietzsche te lezen wisselen jullie uit wat ieder hoorde, zag of rook. Dan is er gelegenheid te spreken over wie wij zijn, wat ons tot mensen maakt, en wat de natuur ons doet. En de vraag zal onvermijdelijk gesteld worden: wat gebeurt er nu met ons nu we samen Nietzsche lezen?

Ik vermoed dat je je studenten ook zult vragen welk appel de natuur op hen doet. En daarna zou je iets over Nietzsche vertellen. Misschien laat je Nietzsche nog even ongelezen om de ervaringen van de wandeling eerst goed te laten landen. Je hebt immers geen haast, want je weet dat deze ervaring het begin is van een levenslange weg van denken en leven. Opeens begrijpen we ook waarom in het klassieke Athene de filosofen wandelend les gaven.

Afgelopen tijd heb ik me opnieuw verdiept in Martin Buber. Er is een mooie bundel van korte artikelen van zijn hand in het Nederlands uitgegeven als Dialogisch leven. In deze stukken hoopte Buber werkelijk met zijn lezers te komen tot ‘een volkomen intieme dialoog’. De uitgever haalt in zijn ten geleide er een zin uit die ik van hem overneem, omdat ik meen dat jij je in datzelfde verlangen zult herkennen. ‘Dialogisch leven is niet een leven waarin men veel mensen ontmoet, maar een leven waarin men met de mensen die men ontmoet, ook een waarachtige ontmoeting heeft.’

Bij Buber omvat de dialoog heel onze aardse existentie (dus niet alleen de mensen). Dat impliceert bij hem ook de opdracht om het leven te heiligen en in zijn waardigheid te herstellen. Een bijzondere opdracht waar niemand gemist kan worden.

Henk, het was een voorrecht om over deze zaken met je van gedachten te wisselen. Het gesprek als elke dialoog kent geen einde al zetten wij nu even een punt.

Vrede en alle goeds!

Wim

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right