Menselijke waardigheid in een maakbare samenleving

Menselijke waardigheid in een maakbare samenleving

door Dr. Robert van Putten op 31 maart 2022

Een pleidooi voor reflexieve bestuurskunst

Dr. Robert van Putten

Lezing studiedag stichting PaRDeS

31 maart 2022 te Amsterdam

Een van de eerste boeken die ik als student in Rotterdam las, was het boek Leven met verschil: menswaardige verscheidenheid in een tijd van botsende culturen van rabbijn Jonathan Sacks. Het daagde mij uit, als jongen afkomstig uit een streng-protestants milieu, om op een open en ontvankelijke manier met religieuze pluraliteit om te leren gaan. Het boek toonde mij hoe verfrissend levensbeschouwelijke bezinning kon zijn in het publieke debat. Leven met  verschil leerde mij vooral om vanuit religieus-ethisch perspectief naar mens, samenleving en bestuur te kijken.

     Een van de dingen die bij mij bleef haken was Sacks’ radicale kritiek op wat hij de ‘geest van Plato’ noemde. Daarmee doelde hij op de fixatie in de westerse filosofie op eenheid, de drang om alles in een omvattende, universele en rationele orde onder te brengen. Daar gaat een verstikkende werking van uit, waarvoor we volgens hem moesten oppassen, omdat daar een dehumaniserende tendens in zit. Het is een thema dat ik in mijn proefschrift De ban van beheersing, over maakbaarheidsdenken in bestuur en beleid, verder heb opgepakt en dat ook in mijn lezing centraal staat.

     Mijn opdracht heb ik opgevat als het leggen van een ‘bestuurskundig vloertje’ voor het gesprek tussen verschillende levensbeschouwingen over menselijke waardigheid. Dat zal geen instrumenteel vloertje zijn, zo van ‘dit en dat moet je doen om menselijke waardigheid te realiseren’. Daar schiet het levensbeschouwelijke gesprek niet zoveel mee op. Het gaat om een normatief vloertje: ik bespreek hoe de idee van maakbaarheid in bestuur en beleid interacteert met menselijke waardigheid.

Allereerst de positieve kant. In de kern staat de idee van maakbaarheid voor wat ik het ‘ethos van beheersing’ heb genoemd, voor het ideaal om het noodlot te temmen met behulp van wetenschappelijk-technische expertise. Het gaat om radicaal greep krijgen op leed en tragiek. Maakbaarheid is zo verbonden met een existentieel verlangen van onze cultuur. Het ethos van beheersing staat voor iets positiefs: de wereld een betere plek maken. Dat ethos van beheersing gaat gepaard met het 'wereldbeeld van de machine’, beleid en samenleving zien als een ding dat je door rationele expertise als een machine kunt maken, bedienen en repareren.

     Dit denkbeeld krijgt vaste voet aan de grond in het openbaar bestuur in de loop van de negentiende eeuw. Het bezorgt politiek en overheid een denkkader waardoor grootse interventies voorstelbaar worden. De staat gaat publieke infrastructuur ontwikkelen, de strijd tegen het water intensiveren met inpoldering, enz. Dat gebeurt door de methode die Karl Popper ‘piecemeal social engineering’ noemde: stapsgewijs het maatschappelijk gebouw vormgeven met wetenschappelijke expertise, gericht op ‘bestaanszekerheid’.

     Wie bestaanszekerheid zegt, komt vanzelf uit bij de verzorgingsstaat. Dat is vermoedelijk het meest toonaangevende voorbeeld van de positieve interactie tussen maakbaarheid en menselijke waardigheid. De verzorgingsstaat is het resultaat van beide idealen. De verzorgingsstaat is een institutioneel antwoord op de vraag naar menswaardig leven. Als reactie op de ‘sociale kwestie’ eind negentiende eeuw gaat de overheid zich inspannen voor een menswaardig bestaan in de context van de moderne economie. Diverse sociale wetgeving wordt gemaakt, het begin van een periode die we de verzorgingsstaat zijn gaan noemen. Het resultaat is een omvattend vangnet voor ongevallen, ziekte, werkloosheid, ouderdom en daarna ook om emancipatie en bevordering van zelfontplooiing.

     Dat de overheid deze historische inspanning voor een menswaardig bestaan heeft gedaan is niet alleen aan het morele appel van menselijke waardigheid te danken, maar ook aan de idee van maakbaarheid. De idee dat je bestaanszekerheid kan organiseren veronderstelt een zekere maakbaarheid. De verzorgingsstaat gaat uit van beheersbaarheid van noodlot en tragiek, van het verzekeren tegen risico’s van het bestaan. Precies dat zijn we gaan doen met de opbouw van de verzorgingsstaat. Kortom, juist door een grootse interventie als het opbouwen van een verzorgingsstaat met zijn mentaliteit van maakbaarheid kon aan menselijke waardigheid rechtgedaan worden.

Ja, maar…hoor ik u haast denken. Tegenvoorbeelden stapelen zich misschien al op in uw gedachten. Inderdaad, de keerzijden van maakbaarheidsdenken in overheidsbeleid staan volop in de aandacht momenteel. Denk slechts aan de problematiek rond gaswinning in Groningen, de toeslagenaffaire en nu natuurlijk ook de oorlog in Oekraïne. In elk van deze gevallen is de humaniteit in het geding en speelt de staat een sleutelrol, die lang niet altijd fraai is. Om redenen van productiviteit, efficiëntie en controledrang worden interventies gedaan die niet het goede, maar het kwade tot gevolg hebben, waarbij staatsoptreden een menswaardig bestaan ondermijnt.

     Dat ik eerst de positieve kant van overheidsbeleid en maakbaarheid in relatie tot menselijke waardigheid laat zien is voor een belangrijk deel om een stemmetje in mijn geweten recht te doen: ik ben evengoed een kind van de verzorgingsstaat, product van de maakbaarheid. Het is te gemakkelijk daaraan voorbij te gaan en alleen maar kritiek te leveren. Maar intellectueel is dat ook niet vol te houden.

     Econoom Albert Hirschman onderscheidde drie retorische reacties op maakbaarheids-denken: futiliteit, perversiteit en gevaar. Mijn onderzoek naar kritieken op maakbaarheidsdenken leert dat futiliteit niet het grote bezwaar is. Het is niet zo dat maakbaarheid flink tegenvalt, alsof er van beheersingsambities niets terechtkomt. Integendeel, het punt is eerder dat maakbaarheidsdenken te goed werkt en als gevolg daarvan tal van problemen oproept: perverse effecten en normatieve gevaren.

     Drie normatieve gevaren wil ik wat verder benoemen en die draaien allemaal om de tendens naar geslotenheid. Wanneer maakbaarheid te veel ruimte inneemt verdrukt het dimensies die juist draaien om openheid, vrijheid, onvoorspelbaarheid, verrassing, ontvankelijkheid, etc.

     In de eerste plaats is er het gevaar van de ‘erosie van politieke vrijheid’. Beheersingsdrang bedreigt ruimte voor democratie en rechtsstaat, voor pluraliteit die wezenlijk is voor goed leven, fundament van menswaardig leven. In de tweede plaats is er de ‘tendens van trivialisering’. Een belangrijke dimensie van het mechanistisch wereldbeeld is instrumentele logica, waarin effectiviteit, efficiëntie en productiviteit centraal staan. Dat is eenzijdig en heeft de neiging  zich uit te breiden op allerlei domeinen, en ‘trivialiseert’ zo het bestaan. Dat reduceert uiteindelijk mens-zijn tot nuttigheid. Ten derde het ‘schandaal van ambivalentie’. Maakbaarheid draait om ordening en categoriseert daartoe problemen en oplossingen. Maar mensen passen vaak niet in hokjes. Dat gaat knellen, doet mensen onrecht aan. Maar het machinemodel vindt het moeilijk daar ruimte voor te laten, wil rommeligheid wegdoen. Dat ondermijnt menselijke waardigheid uiteindelijk.

De prangende vraag is dan ook: kan het ook anders? Wat voor stijl van interveniëren kan menselijke waardigheid beschermen tegen te veel maakbaarheidsdenken? Het afwijzen van de staat is de oplossing niet. Anarchie beschermt niet. Afwijzen van beheersingsideaal is ook niet zonder meer de oplossing. We hebben een zekere mate van beheersbaarheid nodig, we zitten daarmee opgescheept. De kunst is een andere omgang met maakbaarheid te vinden, wat ik ‘reflexieve bestuurskunst’ heb genoemd. Dat is een term die draait om ruimte houden voor ambivalentie, voor onvolmaaktheid en onvoorspelbaarheid.

     Dat laat zich langs drie lijnen uitwerken. Ten eerste het ‘willen’: waar verlangen we precies naar? Kan dat verlangen zijn naar ‘de juiste maat’? Dan gaat het erom begrenzing niet als noodzakelijk kwaad, maar als een kwestie van moreel goed te benaderen, als oefening in deugdzaamheid. Ten tweede het ‘denken’: hoe kijken we naar samenleving en beleid? Kunnen we voorbij het mechanistische wereldbeeld komen? Dan gaat het erom de samenleving als geheel van sociale praktijken te zien met hun eigen logica’s, tradities en gewoonten en de rommeligheid daarvan te leren waarderen. Ten derde het ‘doen’: is het mogelijk om als ‘maker’ anders op te treden? Dan kan het perspectief van de ambachtsman inspireren. Een goede ambachtsman handelt vanuit ervaringskennis, is zich bewust van imperfectie en het gevaar dat zijn instrumentarium het materiaal onnodig geweld aandoet.

Tot slot. In mijn optiek hebben levensbeschouwelijke tradities veel wijsheid in te brengen in het ruimte houden voor onvolmaaktheid en ambivalentie, in het begrenzen van de beheersingsdrang. Ook Joods denken geeft een stevig impuls aan begrenzing van maakbaarheid en het bijbehorende instrumentele denken.

Dan denk ik aan het werk van Martin Buber en Abraham Joshua Heschel. Na Sacks maakten deze denkers mij sensitief voor de schaduwzijden van de ‘instrumentele rationaliteit’ in de moderne samenleving. Buber met zijn analyse van Ik-Jij en Ik-Het verhoudingen, Heschel met zijn pleidooi voor rust als ‘paleis in de tijd’ tegenover de oeverloze ‘architectuur van de ruimte’.

     Krachtig aan deze denkers is dat ze niet in eenzijdigheden vervallen, door bijvoorbeeld de instrumentele rationaliteit per definitie als slecht te bestempelen. Zowel de Ik-Jij als de Ik-Het relatie mogen er zijn, in termen van Buber. De vraag is vooral waar die Ik-Het-relatie een plek krijgt en hoe je die begrenst. En Heschel wijst de ‘uitbreiding van de ruimte’ niet af, als hij zijn pleidooi voor het ‘paleis van de tijd’ houdt, maar vraagt aandacht voor het goed recht van beide dimensies van het menselijk bestaan.

     Dit inzicht van deze joodse denkers zette mij mede op het spoor van mijn pleidooi voor reflexieve bestuurskunst, van het zoeken naar de balans tussen teveel maakbaarheid enerzijds en het totaal afwijzen ervan anderzijds. Precies dat vormt de rode draad in mijn proefschrift en dat inzicht heb ik hier met jullie willen delen.

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Meer lezen?

Levensbeschouwelijk perspectief op goed bestuur in onzekere tijden, de dreiging van een gesloten samenleving keren. Een recent artikel van Robert van Putten in Religie, recht en beleid .

©2023 Stichting PaRDeS | Privacy | Disclaimer
envelopephoneclockmagnifiercrossmenuarrow-right