Rond 2004 kwam de dialoogcommissie van de Liberaal Joodse Gemeente Amsterdam (LJG) uit de startblokken. Eén van de aanleidingen was de start van een stedelijk interreligieus project uit rooms-katholieke hoek. De actieve pastor van een roomse kerk in de Amsterdamse wijk De Pijp opperde het idee om als religieuze gezindten bij elkaar op bezoek te gaan. Hij vond het raar - en daar had hij helemaal gelijk in - dat al die kerken en moskeeën op een steenworp afstand van elkaar stonden, maar men geen enkel contact had met elkaar. Dankzij een subsidie kwam het project ‘Amsterdam met Hart en Ziel’ tot stand onder de bezielende leiding van een enthousiaste projectleidster die veel voor elkaar kreeg samen met haar voorzitter uit katholieke hoek.
Gelukkig staat er in De Pijp ook een kleine synagoge, dus er was vrijwel direct sprake van joodse betrokkenheid, al weet ik niet of de Gerard Dou sjoel vanaf de start meedeed. Bij de LJG grepen we de kans met beide handen aan. Onze sjoel stond aan de rand van de stad en lag daardoor nogal uit de route. Gelukkig was een Turkse moskee aan de Rozengracht van plan om een bus te huren en langs te gaan bij de katholieke kerk in De Pijp met zijn bevlogen pastor én bij ons of all places.
Ik kan me herinneren dat we met een groepje enthousiastelingen een programma in elkaar hebben gezet voor de ontvangst van de Turkse moskeegangers. Het was een Diyanet-moskee, dus gerund door de Turkse overheid in de periode dat de betrekkingen tussen Turkije en Israël nog redelijk te noemen waren. Er konden ook andere nieuwsgierigen langskomen, zoals buurtbewoners, en dat bleek inderdaad het geval te zijn.
De bezoekers konden kiezen uit een korte Amerikaanse, ondertitelde documentaire over het jodendom die was te belijken in een aparte zaal. Bezoek aan de synagoge met uitleg over synagogediensten was ook een mogelijkheid. Er was gezorgd voor koffie, thee, wat fris en iets om te knabbelen als bezoekers gewoon een gesprek wilden met leden van de gemeente, die daarvoor klaar zaten aan tafeltjes.
Op het programma van de stedelijke manifestatie ‘Amsterdam met Hart en Ziel’ kon iedere deelnemende religieuze gemeenschap zichzelf presenteren met een symbool erbij. De christenen kozen natuurlijk voor het kruis, de roomsen met Jezus erop en de protestanten zonder de Heiland. Moslims kozen de halve maan. En wat deden wij als Joodse gemeenten? De davidsster? In het groepje waren de meesten voor een neutralere aanduiding, want de davidsster zou teveel doen denken aan de Israëlische vlag. Het werd daarom de menora, de zevenarmige kandelaar. En tevens het wapen van de staat Israël, doch dat is bij de goegemeente onbekend.
Persoonlijk had ik geen probleem met de keus voor de menora. Wel met de angst om te kiezen voor de davidsster vanwege de associatie met de vlag van de enige Joodse staat ter wereld die toen ook al onder vuur lag (letterlijk en figuurlijk).
Achteraf denk ik dat we toch een beetje verstoppertje hebben gespeeld. En dat is geen goed teken als het gaat om dialoog. Bij ware dialoog mag het niet zo zijn dat belangrijke symbolen van de religieuze of andere identiteit niet getoond mogen worden. Uiteraard kan een symbool of denkbeeld gevoelig liggen bij anderen, maar dat is dan gelijk iets om in de dialoog aandacht aan te besteden en via een respectvolle vraag- en antwoordsessie uit te diepen. Dat leidt niet altijd tot begrip.
Iets anders is het als symbolen of ideeën tijdens dialoog worden opgedrongen aan anderen. Of erger als de dialoog wordt gebruikt om de anderen te bekeren, beledigen, kleineren, af te wijzen e.d. Jezelf mogen zijn heeft niet de bedoeling anderen te kwetsen. Anderzijds wordt het problematisch als anderen zich te snel gekwetst gaan voelen bij onderlinge ontmoetingen.