Ontmoetingen met andere culturen, religies inbegrepen, leiden niet zelden tot relativering van de eigen cultuur of het eigen ‘gelijk’. Degenen die bang zijn om aan het twijfelen te worden gebracht, zullen dergelijke ontmoetingen uit de weg gaan. De anderen, zo redeneren zij, die zijn de duivel en die kan je beter uit de weg gaan. Er zijn ook veel hardliners, die dus vinden dat hun eigen cultuur de allerbeste is, die in hun ontmoetingen met anderen werkelijk niet van hun stuk te krijgen zijn. Zij willen steeds bevestigd worden in hun eigen gelijk als ze met anderen in gesprek gaan.
Je hebt daarentegen ook mensen die erg geneigd zijn om zichzelf klein te maken en haast bij voorbaat vinden dat anderen gelijk hebben of minstens evenveel gelijk als zijzelf. In filosemitische kring bijvoorbeeld is men doorgaans sterk geneigd om tegen Joden op te zien en zichzelf weg te cijferen als christen of whatever (het zijn vaak christenen die tegen de klippen op filosemitisch zijn).
Persoonlijk sta ik achter mijn keus voor het jodendom die voortkomt uit mijn Joodse voorouders, doch dat wil niet zeggen dat Joden het altijd goed zien. Andere zienswijzen kunnen minstens zo interessant zijn en ook iets toevoegen naar mijn oordeel.
Ooit interviewde ik een Turkse imam van de Milli Görüsbeweging, een behoorlijk conservatieve club, en al pratend kwamen we op de bar en bat mitswa-ceremonie in het jodendom. Hij zei dat ze dat niet kenden, hij vond het mooi en opperde dat ze in de islam eigenlijk ook zoiets zouden moeten hebben.
Dat is het aardige aan dialoog. Je komt nog wel eens op een ander idee. Het is me regelmatig overkomen. Bij moslims was ik onder de indruk van hun bereidheid om te schenken, hoe arm ook. Niet dat anderen dat niet doen, doch het is bij moslims een zeer centraal ding bij het Offerfeest. Bij christenen is het de naastenliefde (vergelijkbaar met de offerbereidheid van moslims) die indruk maakt, al kan het nogal eens de vorm aannemen van zichzelf volkomen wegcijferen ten gunste van de ander.
Joden kunnen als geen ander discussiëren tot ze een ons wegen. Telkens is men daarbij op zoek naar een gedegen onderbouwing van de beweringen. Het kan ook doorschieten in het bij elkaar sprokkelen van een onderbouwing voor een eenmaal ingenomen standpunt. Dan is het aan anderen om dat onderuit te halen.
Wat ook heel relativerend werkt is dat het eigen heilige boek, de Joodse Bijbel, helemaal niet zo uniek is. Ik bedoel niet dat de islam veel verhalen uit Tenach (Tora, de wet, plus Profeten en Geschriften) min of meer heeft overgenomen en daar een geheel eigen draai aan heeft gegeven. Net zoals christenen, Bijbel van de Joden, dat zij het Oude Testament noemen, nog wel eens met eigen ogen bezien.
Wat ik naartoe wil, is dat het verhaal van de zondvloed, de grote watervloed die langdurig aanhield en zowat alles verwoestte op het droge (de vissen in het water bleven bestaan!) op een paar rechtschapen mensen na die het dierenrijk redden, in zeer veel verschillende culturen voorkomt. Het is een vertelling uit het Gilgamesj-epos, één van de oudste literaire werken. Het is bekend in India. Het komt ook voor bij de Masaï in zwart Afrika. En net zo goed bij de Eskimo’s in het koude, sneeuwwitte noorden. Evenals bij de Chinezen en Amerikaanse Indianenstammen.
Er zijn ook tal van scheppingsverhalen en sommigen lijken nogal op het verhaal uit Genesis.
Anderen zijn in allerlei opzichten niet zó anders. De kunst is om dat te willen zien en onderkennen. Uiteraard zonder je te hoeven verliezen in de ander.